S'emporter in het Nederlands vertaald uit het Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

s'emporter:
- opvliegen; opstuiven; razen; tekeergaan; tieren; fulmineren; te keer gaan

Frans

Uitgebreide vertaling voor s'emporter (Frans) in het Nederlands

s'emporter:

s'emporter werkwoord

s'emporter (bondir; s'envoler; s'élever)
opvliegen; opstuiven
- opvliegen werkwoord (vlieg op, vliegt op, vloog op, vlogen op, opgevlogen)
- opstuiven werkwoord (stuif op, stuift op, stoof op, stoven op, opgestoven)
s'emporter (faire rage; tempêter; se déchaîner contre; hurler; gronder; bouillonner; fulminer; mugir; râler contre; crier fort; tonner contre; faire du tapage; lâcher des jurons; se fâcher tout rouge)
razen; tekeergaan; tieren; fulmineren
- razen werkwoord (raas, raast, raasde, raasden, geraasd)
- tekeergaan werkwoord (ga tekeer, gaat tekeer, ging tekeer, gingen tekeer, tekeergegaan)
- tieren werkwoord (tier, tiert, tierde, tierden, getierd)
- fulmineren werkwoord (fulmineer, fulmineert, fulmineerde, fulmineerden, gefulmineerd)
s'emporter (faire du tapage; tempêter; fulminer; vociférer; hurler; gronder; insulter; bouillonner; injurier; mugir; faire rage; râler contre; crier fort; tonner contre; lâcher des jurons; se fâcher tout rouge; se déchaîner contre)
fulmineren; razen; tekeergaan; tieren; te keer gaan
- fulmineren werkwoord (fulmineer, fulmineert, fulmineerde, fulmineerden, gefulmineerd)
- razen werkwoord (raas, raast, raasde, raasden, geraasd)
- tekeergaan werkwoord (ga tekeer, gaat tekeer, ging tekeer, gingen tekeer, tekeergegaan)
- tieren werkwoord (tier, tiert, tierde, tierden, getierd)
- te keer gaan werkwoord (ga te keer, gaat te keer, ging te keer, gingen te keer, te keer gegaan)

Vertaal Matrix voor s'emporter:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
opstuiven		prendre la mouche; s'emportage
opvliegen		prendre la mouche; s'emportage
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
fulmineren	bouillonner; crier fort; faire du tapage; faire rage; fulminer; gronder; hurler; injurier; insulter; lâcher des jurons; mugir; râler contre; s'emporter; se déchaîner contre; se fâcher tout rouge; tempêter; tonner contre; vociférer	dire des cochonneries; dire des obscénités; faire du tapage; faire rage; fulminer; râler contre
opstuiven	bondir; s'emporter; s'envoler; s'élever
opvliegen	bondir; s'emporter; s'envoler; s'élever	bondir; dresser; décoller; monter; prendre de la hauteur; s'envoler; s'élever; se hisser; se retrouver au-dessus de; élever
razen	bouillonner; crier fort; faire du tapage; faire rage; fulminer; gronder; hurler; injurier; insulter; lâcher des jurons; mugir; râler contre; s'emporter; se déchaîner contre; se fâcher tout rouge; tempêter; tonner contre; vociférer	hurler; tempêter; tonner
te keer gaan	bouillonner; crier fort; faire du tapage; faire rage; fulminer; gronder; hurler; injurier; insulter; lâcher des jurons; mugir; râler contre; s'emporter; se déchaîner contre; se fâcher tout rouge; tempêter; tonner contre; vociférer
tekeergaan	bouillonner; crier fort; faire du tapage; faire rage; fulminer; gronder; hurler; injurier; insulter; lâcher des jurons; mugir; râler contre; s'emporter; se déchaîner contre; se fâcher tout rouge; tempêter; tonner contre; vociférer	faire rage; fulminer; hurler; injurier; insulter; râler contre; sortir de ses gonds; tempêter; tonner; vociférer
tieren	bouillonner; crier fort; faire du tapage; faire rage; fulminer; gronder; hurler; injurier; insulter; lâcher des jurons; mugir; râler contre; s'emporter; se déchaîner contre; se fâcher tout rouge; tempêter; tonner contre; vociférer	croître; pousser; prospérer

Computer vertaling door derden:

Remove Ads

Vertaal s'emporter van Frans naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor s'emporter (Frans) in het Nederlands

s'emporter:

s'emporter werkwoord

s'emporter (bondir; s'envoler; s'élever)

s'emporter (faire rage; tempêter; se déchaîner contre; hurler; gronder; bouillonner; fulminer; mugir; râler contre; crier fort; tonner contre; faire du tapage; lâcher des jurons; se fâcher tout rouge)

s'emporter (faire du tapage; tempêter; fulminer; vociférer; hurler; gronder; insulter; bouillonner; injurier; mugir; faire rage; râler contre; crier fort; tonner contre; lâcher des jurons; se fâcher tout rouge; se déchaîner contre)

Vertaal Matrix voor s'emporter: