Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal ressort

Vertaal ressort van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. ressort:
  2. ressortir:
  3. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor ressort (Frans) in het Nederlands

ressort:

ressort [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le ressort
    het rechtsgebied; het arrondissement
  2. le ressort (ressort à boudin)
    de springveer
  3. le ressort (ardeur; énergie; âme; )
    momentum; de esprit; de energie; de daadkracht; de werklust; de kracht; de puf; de aandrift; de fut
    • momentum [znw.] zelfstandig naamwoord
    • esprit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • energie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • daadkracht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • werklust [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kracht [de ~] zelfstandig naamwoord
    • puf [de ~] zelfstandig naamwoord
    • aandrift [de ~] zelfstandig naamwoord
    • fut [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. le ressort (juridiction)
    het rechtsgebied; de departement; de jurisdictie
  5. le ressort (fermeté énergique; dynamisme; force; )
    de doortastendheid
  6. le ressort (domaine de droit; juridiction; territoire d'un juge)
    het rechtsgebied
  7. le ressort (résistance morale)
    de weerbaarheid

Vertaal Matrix voor ressort:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandrift ardeur; caractère; dynamisme; force; poussée; propulsion; ressort; vitalité; âme; énergie impulsion; instinct; nez; odorat; pulsion; tendance; urgence
arrondissement ressort
daadkracht ardeur; caractère; dynamisme; force; poussée; propulsion; ressort; vitalité; âme; énergie
departement juridiction; ressort branche; brigade; catégorie; corps; division; département; détachement; fraction; groupe parlementaire; ministère; partie; ramification; rayon; section; segment; équipe
doortastendheid action immédiate; ardeur; dynamisme; fermeté énergique; force; ressort; résolution; vitalité; énergie
energie ardeur; caractère; dynamisme; force; poussée; propulsion; ressort; vitalité; âme; énergie dynamique; force; intensité; mentalité; solidité; vigueur; énergie
esprit ardeur; caractère; dynamisme; force; poussée; propulsion; ressort; vitalité; âme; énergie
fut ardeur; caractère; dynamisme; force; poussée; propulsion; ressort; vitalité; âme; énergie
jurisdictie juridiction; ressort capacité juridique; juridiction; jurisprudence
kracht ardeur; caractère; dynamisme; force; poussée; propulsion; ressort; vitalité; âme; énergie ardeur; capacité; côté fort; dynamique; feu; force; fougue; intensité; passion; pouvoir; pouvoirs; puissance; solidité; verve; vigueur; violence; véhémence; énergie
momentum ardeur; caractère; dynamisme; force; poussée; propulsion; ressort; vitalité; âme; énergie
puf ardeur; caractère; dynamisme; force; poussée; propulsion; ressort; vitalité; âme; énergie
rechtsgebied domaine de droit; juridiction; ressort; territoire d'un juge contrée; district; domaine; département; province; région; territoire national
springveer ressort; ressort à boudin
weerbaarheid ressort; résistance morale
werklust ardeur; caractère; dynamisme; force; poussée; propulsion; ressort; vitalité; âme; énergie application; ardeur; assiduité; diligence; ferveur; industrie; zèle; élan
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
kracht puissance

Synoniemen voor "ressort":


Wiktionary: ressort

ressort
noun
  1. physique|fr propriété par laquelle certains corps presser, pliés ou tendre se rétablir d’eux-mêmes dans leur premier état par l’effet de leur élasticité.
Cross Translation:
FromToVia
• ressort → veer ↔ spring — device made of flexible material

ressort vorm van ressortir:

ressortir werkwoord (ressors, ressort, ressortons, ressortez, )

  1. ressortir
    ressorteren

Conjugations for ressortir:

Présent
  1. ressors
  2. ressors
  3. ressort
  4. ressortons
  5. ressortez
  6. ressortent
imparfait
  1. ressortais
  2. ressortais
  3. ressortait
  4. ressortions
  5. ressortiez
  6. ressortaient
passé simple
  1. ressortis
  2. ressortis
  3. ressortit
  4. ressortîmes
  5. ressortîtes
  6. ressortirent
futur simple
  1. ressortirai
  2. ressortiras
  3. ressortira
  4. ressortirons
  5. ressortirez
  6. ressortiront
subjonctif présent
  1. que je ressorte
  2. que tu ressortes
  3. qu'il ressorte
  4. que nous ressortions
  5. que vous ressortiez
  6. qu'ils ressortent
conditionnel présent
  1. ressortirais
  2. ressortirais
  3. ressortirait
  4. ressortirions
  5. ressortiriez
  6. ressortiraient
passé composé
  1. suis ressorti
  2. es ressorti
  3. est ressorti
  4. sommes ressortis
  5. êtes ressortis
  6. sont ressortis
divers
  1. ressors!
  2. ressortez!
  3. ressortons!
  5. ressorti
  6. ressortant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor ressortir:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ressorteren ressortir

Synoniemen voor "ressortir":


Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van ressort







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0387 seconde
Page rendered in 1.0 seconds