Repos in het Nederlands vertaald uit het Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

repos:
- onderbreking; pauze; rustpauze; verpozing; tussenpoos; vrijetijdsbesteding; recreatie; ontspanning; verstrooiing
Wiktionary:
- repos → bedaardheid, gerustheid, rustigheid, kalmte, rust, bewegingloosheid, roerloosheid, strakheid, stilstand, pauze, stilte
- repos → herstel, nachtrust, rust, stilstand

Frans

Uitgebreide vertaling voor repos (Frans) in het Nederlands

repos:

repos [le ~] zelfstandig naamwoord

le repos (pause; heure du déjeuner; relâchement; intermittence; entracte; intervalle; pause de midi; pause-déjeuner; pause du midi)
de onderbreking; de pauze; de rustpauze; de verpozing; de tussenpoos
- onderbreking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- pauze [de ~] zelfstandig naamwoord
- rustpauze [de ~] zelfstandig naamwoord
- verpozing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- tussenpoos [de ~] zelfstandig naamwoord
le repos (loisirs; relaxation; détente; organisation des loisirs; relâchement; occupation des loisirs; distraction; délassement)
de vrijetijdsbesteding; de recreatie; de ontspanning; de verstrooiing
- vrijetijdsbesteding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- recreatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- ontspanning [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- verstrooiing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor repos:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
onderbreking	entracte; heure du déjeuner; intermittence; intervalle; pause; pause de midi; pause du midi; pause-déjeuner; relâchement; repos	distraction; détente; entracte; heure du déjeuner; interférence; intermittence; interruption; intervalle; intervention; mi-temps; pause; pause du midi; pause-déjeuner; récréation; répit; sursis; suspension; temps d'arrêt; temps mort; trêve
ontspanning	distraction; délassement; détente; loisirs; occupation des loisirs; organisation des loisirs; relaxation; relâchement; repos
pauze	entracte; heure du déjeuner; intermittence; intervalle; pause; pause de midi; pause du midi; pause-déjeuner; relâchement; repos	distraction; détente; entracte; heure du déjeuner; intermittence; intervalle; mi-temps; pause; pause du midi; pause-déjeuner; récréation; temps d'arrêt; temps mort; trêve
recreatie	distraction; délassement; détente; loisirs; occupation des loisirs; organisation des loisirs; relaxation; relâchement; repos
rustpauze	entracte; heure du déjeuner; intermittence; intervalle; pause; pause de midi; pause du midi; pause-déjeuner; relâchement; repos	temps de repos
tussenpoos	entracte; heure du déjeuner; intermittence; intervalle; pause; pause de midi; pause du midi; pause-déjeuner; relâchement; repos	distraction; détente; entracte; heure du déjeuner; interligne; intermittence; intervalle; intérim; mi-temps; pause; pause du midi; pause-déjeuner; période; récréation; temps; temps d'arrêt; temps mort; trêve
verpozing	entracte; heure du déjeuner; intermittence; intervalle; pause; pause de midi; pause du midi; pause-déjeuner; relâchement; repos	délaissement; pause; relâche; répit; temps de repos
verstrooiing	distraction; délassement; détente; loisirs; occupation des loisirs; organisation des loisirs; relaxation; relâchement; repos	amusement; distraction; divertissement; délaissement; joie; pause; plaisir; relâche; répit
vrijetijdsbesteding	distraction; délassement; détente; loisirs; occupation des loisirs; organisation des loisirs; relaxation; relâchement; repos

Synoniemen voor "repos":

alitement; sieste; césure; coupure; interruption; coupe; hémistiche; détente; relâchement; gâchette; expansion; distraction; étape; halte; escale; arrêt; arrivée; route; immobilité; ankylose; fixité; calme; immuabilité; immobilisme; impassibilité; inactivité; inertie; stagnation; stabilité; paralysie; piétinement; inaction; atonie; résistance; pause; suspension; station; intervalle; interclasse; silence; récréation; quiétude; bien-être; douceur; paix; sérénité; tranquillité; béatitude; délassement; jeu; amusement; réjouissance; relâche; laisser-aller; relaxation; loisir; répit; rémission; délai; accalmie; sommeil; somme; assoupissement; somnolence; torpeur; léthargie; vacances; congés; villégiatures; ponts

Wiktionary: repos

repos

noun

privation, cessation de mouvement, d’activité ou d’effort,.
- repos → bedaardheid; gerustheid; rustigheid; kalmte; rust; bewegingloosheid; roerloosheid; strakheid; stilstand; pauze; stilte

repos

noun

een tijdelijke toestand van ontspanning na arbeid, moeite of inspanning
- rust → repos
periode van weinig of geen activiteit
- rust → repos

Cross Translation:

From	To	Via
• repos	→ herstel	↔ Erholung — Physiologie: derjenige Vorgang, bei dem sich ein biologischer Organismus nach einer anstrengenden Tätigkeit, aber auch nach Verletzungen oder Krankheiten durch eine Ruhephase wieder regeneriert und Kräfte sammelt
• repos	→ nachtrust; rust	↔ rest — relief afforded by sleeping; sleep
• repos	→ rust	↔ rest — relief from exertion; state of quiet and recreation
• repos	→ rust; stilstand	↔ rest — physics: absence of motion

Verwante vertalingen van repos

Remove Ads

Vertaal repos van Frans naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor repos (Frans) in het Nederlands

repos:

repos [le ~] zelfstandig naamwoord

le repos (pause; heure du déjeuner; relâchement; intermittence; entracte; intervalle; pause de midi; pause-déjeuner; pause du midi)

le repos (loisirs; relaxation; détente; organisation des loisirs; relâchement; occupation des loisirs; distraction; délassement)

Vertaal Matrix voor repos:

Synoniemen voor "repos":

Wiktionary: repos

Verwante vertalingen van repos