Frans

Uitgebreide vertaling voor renforcer (Frans) in het Nederlands

renforcer:

renforcer werkwoord (renforce, renforces, renforçons, renforcez, )

  1. renforcer (intensifier; amplifier; envenimer; )
    versterken; intensiveren; aanscherpen; toespitsen; verhevigen
    • versterken werkwoord (versterk, versterkt, versterkte, versterkten, versterkt)
    • intensiveren werkwoord (intensiveer, intensiveert, intensiveerde, intensiveerden, geïntensiveerd)
    • aanscherpen werkwoord
    • toespitsen werkwoord (spits toe, spitst toe, spitste toe, spitsten toe, toegespitst)
    • verhevigen werkwoord (verhevig, verhevigt, verhevigde, verhevigden, verhevigd)
  2. renforcer (fortifier; consolider; raffermir)
    versterken; sterker worden; sterken
    • versterken werkwoord (versterk, versterkt, versterkte, versterkten, versterkt)
    • sterker worden werkwoord (word sterker, wordt sterker, werd sterker, werden sterker, sterker geworden)
    • sterken werkwoord (sterk, sterkt, sterkte, sterkten, gesterkt)
  3. renforcer (consolider; raffermir; stabiliser; fortifier)
    consolideren; verstevigen
    • consolideren werkwoord (consolideer, consolideert, consolideerde, consolideerden, geconsolideerd)
    • verstevigen werkwoord (verstevig, verstevigt, verstevigde, verstevigden, verstevigd)
  4. renforcer (intensifier; rendre plus actif; aiguiser; raffermir)
    verscherpen; aanhalen
    • verscherpen werkwoord (verscherp, verscherpt, verscherpte, verscherpten, verscherpt)
    • aanhalen werkwoord (haal aan, haalt aan, haalde aan, haalden aan, aangehaald)
  5. renforcer (alourdir; charger; apesantir; s'aggraver; s'alourdir)
    bezwaren; zwaarder maken; verzwaren; gewicht toevoegen
  6. renforcer (attacher à qc; attacher; fixer; )
    bevestigen; ergens aan bevestigen; vastzetten; vastmaken
    • bevestigen werkwoord (bevestig, bevestigt, bevestigde, bevestigden, bevestigd)
    • vastzetten werkwoord (zet vast, zette vast, zetten vast, vastgezet)
    • vastmaken werkwoord (maak vast, maakt vast, maakte vast, maakten vast, vastgemaakt)
  7. renforcer (exagérer; grossir)
    overdrijven; opkloppen; opblazen; aandikken; iets overdreven voorstellen
    • overdrijven werkwoord (overdrijf, overdrijft, overdreef, overdreven, overdreven)
    • opkloppen werkwoord (klop op, klopt op, klopte op, klopten op, opgeklopt)
    • opblazen werkwoord (blaas op, blaast op, blies op, bliezen op, opgeblazen)
    • aandikken werkwoord (dik aan, dikt aan, dikte aan, dikten aan, aangedikt)
  8. renforcer (exagérer; souligner; charger; )
    overdrijven; opkloppen; opblazen; aandikken; opschroeven; overdreven voorstellen
    • overdrijven werkwoord (overdrijf, overdrijft, overdreef, overdreven, overdreven)
    • opkloppen werkwoord (klop op, klopt op, klopte op, klopten op, opgeklopt)
    • opblazen werkwoord (blaas op, blaast op, blies op, bliezen op, opgeblazen)
    • aandikken werkwoord (dik aan, dikt aan, dikte aan, dikten aan, aangedikt)
    • opschroeven werkwoord (schroef op, schroeft op, schroefde op, schroefden op, opgeschroefd)
  9. renforcer (consolider)
    sterker maken
    • sterker maken werkwoord (maak sterker, maakt sterker, maakte sterker, maakten sterker, sterker gemaakt)

Conjugations for renforcer:

Présent
  1. renforce
  2. renforces
  3. renforce
  4. renforçons
  5. renforcez
  6. renforcent
imparfait
  1. renforçais
  2. renforçais
  3. renforçait
  4. renforcions
  5. renforciez
  6. renforçaient
passé simple
  1. renforçai
  2. renforças
  3. renforça
  4. renforçâmes
  5. renforçâtes
  6. renforcèrent
futur simple
  1. renforcerai
  2. renforceras
  3. renforcera
  4. renforcerons
  5. renforcerez
  6. renforceront
subjonctif présent
  1. que je renforce
  2. que tu renforces
  3. qu'il renforce
  4. que nous renforcions
  5. que vous renforciez
  6. qu'ils renforcent
conditionnel présent
  1. renforcerais
  2. renforcerais
  3. renforcerait
  4. renforcerions
  5. renforceriez
  6. renforceraient
passé composé
  1. ai renforcé
  2. as renforcé
  3. a renforcé
  4. avons renforcé
  5. avez renforcé
  6. ont renforcé
divers
  1. renforce!
  2. renforcez!
  3. renforçons!
  4. renforcé
  5. renforçant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor renforcer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhalen cajolerie; caresse; caresses; câlin; câlinerie; flatterie
vastmaken ajuster; fixer
vastzetten attache; fixation; immobilisation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aandikken charger; enfler; exagérer; grossir; outrer; renforcer; souligner
aanhalen aiguiser; intensifier; raffermir; rendre plus actif; renforcer citer
aanscherpen aggraver; amplifier; consolider; envenimer; escaler; intensifier; rendre intense; renforcer; s'aggraver; s'envenimer exacerber
bevestigen agrafer; attacher; attacher à qc; coller; fixer; installer; lier; marquer; nouer; parapher; poser; renforcer; timbrer adhérer à; approuver; assujettir; attacher; boutonner; caler; confirmer; consentir; entériner; ficeler; fixer; lier; mettre; mettre à l'attache; nouer; ratifier; rattacher; sceller; souscire à; valider
bezwaren alourdir; apesantir; charger; renforcer; s'aggraver; s'alourdir plaindre; se lamenter de; se plaindre; émettre des réserves
consolideren consolider; fortifier; raffermir; renforcer; stabiliser
ergens aan bevestigen agrafer; attacher; attacher à qc; coller; fixer; installer; lier; marquer; nouer; parapher; poser; renforcer; timbrer
gewicht toevoegen alourdir; apesantir; charger; renforcer; s'aggraver; s'alourdir
iets overdreven voorstellen exagérer; grossir; renforcer
intensiveren aggraver; amplifier; consolider; envenimer; escaler; intensifier; rendre intense; renforcer; s'aggraver; s'envenimer
opblazen charger; enfler; exagérer; grossir; outrer; renforcer; souligner bomber; bouffer; enfler; exploser; gonfler; grossir; se ballonner; se gonfler
opkloppen charger; enfler; exagérer; grossir; outrer; renforcer; souligner
opschroeven charger; enfler; exagérer; grossir; outrer; renforcer; souligner augmenter; faire monter beaucoup; gonfler; hausser; majorer; pousser
overdreven voorstellen charger; enfler; exagérer; grossir; outrer; renforcer; souligner
overdrijven charger; enfler; exagérer; grossir; outrer; renforcer; souligner accuser; incriminer; inculper
sterken consolider; fortifier; raffermir; renforcer chercher son salut dans
sterker maken consolider; renforcer
sterker worden consolider; fortifier; raffermir; renforcer
toespitsen aggraver; amplifier; consolider; envenimer; escaler; intensifier; rendre intense; renforcer; s'aggraver; s'envenimer
vastmaken agrafer; attacher; attacher à qc; coller; fixer; installer; lier; marquer; nouer; parapher; poser; renforcer; timbrer aborder; accoster; amarrer; attacher; bâillonner; ficeler; fixer; garrotter; lier; ligoter; mettre; mettre à l'attache; nouer; relier; épingler
vastzetten agrafer; attacher; attacher à qc; coller; fixer; installer; lier; marquer; nouer; parapher; poser; renforcer; timbrer attacher; conserver; déposer sur un compte bancaire; détenir; emprisonner; enfermer; ficeler; fixer; garder; immobiliser; lier; mettre; mettre à l'attache; retenir; tenir
verhevigen aggraver; amplifier; consolider; envenimer; escaler; intensifier; rendre intense; renforcer; s'aggraver; s'envenimer
verscherpen aiguiser; intensifier; raffermir; rendre plus actif; renforcer
versterken aggraver; amplifier; consolider; envenimer; escaler; fortifier; intensifier; raffermir; rendre intense; renforcer; s'aggraver; s'envenimer
verstevigen consolider; fortifier; raffermir; renforcer; stabiliser
verzwaren alourdir; apesantir; charger; renforcer; s'aggraver; s'alourdir aggraver; alourdir; peser plus lourd; rendre difficile
zwaarder maken alourdir; apesantir; charger; renforcer; s'aggraver; s'alourdir aggraver; alourdir; compliquer; peser plus lourd; rendre difficile
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
opblazen sauter

Synoniemen voor "renforcer":


Wiktionary: renforcer

renforcer
verb
  1. het aantal vergroten

Cross Translation:
FromToVia
renforcer bekrachtigen; affirmeren; versterken bekräftigen — (transitiv) etwas mit Nachdruck bestätigen
renforcer versterken; vergroten; verhogen reinforce — to strengthen by addition
renforcer benadrukken reinforce — to emphasize or review
renforcer versterken strengthen — to make strong or stronger