Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- relations:
- relater:
-
Wiktionary:
- relater → verhalen, rapporteren, verslaan, berichten
Frans
Uitgebreide vertaling voor relations (Frans) in het Nederlands
relations:
-
la relations
de verhoudingen -
la relations (communauté; rapports)
Vertaal Matrix voor relations:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
burgers | communauté; rapports; relations | campagnards; habitants de la campagne; ruraux |
gemeenschap | communauté; rapports; relations | copulation; coït |
verhoudingen | relations |
Synoniemen voor "relations":
relater:
relater werkwoord (relate, relates, relatons, relatez, relatent, relatais, relatait, relations, relatiez, relataient, relatai, relatas, relata, relatâmes, relatâtes, relatèrent, relaterai, relateras, relatera, relaterons, relaterez, relateront)
-
relater (rapporter; communiquer; faire savoir; faire le compte rendu de; annoncer; raconter; rendre compte; faire connaître; déclarer; couvrir)
melden; berichten; meedelen; rapporteren; informeren; verslag uitbrengen-
verslag uitbrengen werkwoord (breng verslag uit, brengt verslag uit, bracht verslag uit, brachten verslag uit, verslag uitgebracht)
-
relater (faire mention de; mentionner)
melding maken van; gewagen; gewag maken van-
melding maken van werkwoord
-
gewagen werkwoord
-
gewag maken van werkwoord
-
Conjugations for relater:
Présent
- relate
- relates
- relate
- relatons
- relatez
- relatent
imparfait
- relatais
- relatais
- relatait
- relations
- relatiez
- relataient
passé simple
- relatai
- relatas
- relata
- relatâmes
- relatâtes
- relatèrent
futur simple
- relaterai
- relateras
- relatera
- relaterons
- relaterez
- relateront
subjonctif présent
- que je relate
- que tu relates
- qu'il relate
- que nous relations
- que vous relatiez
- qu'ils relatent
conditionnel présent
- relaterais
- relaterais
- relaterait
- relaterions
- relateriez
- relateraient
passé composé
- ai relaté
- as relaté
- a relaté
- avons relaté
- avez relaté
- ont relaté
divers
- relate!
- relatez!
- relatons!
- relaté
- relatant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles