Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- reculer:
-
Wiktionary:
- reculer → achteruitlopen, terugdeinzen, teruggaan, achteruitgaan, terrein verliezen, teruglopen, verlopen, aanhouden, uitstellen, verdagen, verschuiven, toegeven, afstaan, wijken
- reculer → teruggaan, achteruitrijden, terugtrekken, terugdeinzen, terugschrikken
Frans
Uitgebreide vertaling voor recula (Frans) in het Nederlands
recula vorm van reculer:
reculer werkwoord (recule, recules, reculons, reculez, reculent, reculais, reculait, reculions, reculiez, reculaient, reculai, reculas, recula, reculâmes, reculâtes, reculèrent, reculerai, reculeras, reculera, reculerons, reculerez, reculeront)
-
reculer (se retourner; retourner; rentrer; revenir; détourner; renverser; aller de retour; aller en arrière; tourner)
-
reculer (céder la place; céder; s'effacer)
-
reculer (perdre courage; se décourager)
moedeloos worden-
moedeloos worden werkwoord (word moedeloos, wordt moedeloos, werd moedeloos, werden moedeloos, moedeloos geworden)
-
Conjugations for reculer:
Présent
- recule
- recules
- recule
- reculons
- reculez
- reculent
imparfait
- reculais
- reculais
- reculait
- reculions
- reculiez
- reculaient
passé simple
- reculai
- reculas
- recula
- reculâmes
- reculâtes
- reculèrent
futur simple
- reculerai
- reculeras
- reculera
- reculerons
- reculerez
- reculeront
subjonctif présent
- que je recule
- que tu recules
- qu'il recule
- que nous reculions
- que vous reculiez
- qu'ils reculent
conditionnel présent
- reculerais
- reculerais
- reculerait
- reculerions
- reculeriez
- reculeraient
passé composé
- ai reculé
- as reculé
- a reculé
- avons reculé
- avez reculé
- ont reculé
divers
- recule!
- reculez!
- reculons!
- reculé
- reculant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor reculer:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
keren | aller de retour; aller en arrière; détourner; reculer; rentrer; renverser; retourner; revenir; se retourner; tourner | faire tourner; faire virer; intervertir; inverser; retourner; tourner; virer |
moedeloos worden | perdre courage; reculer; se décourager | |
omkeren | aller de retour; aller en arrière; détourner; reculer; rentrer; renverser; retourner; revenir; se retourner; tourner | convertir; faire demi-tour; feuilleter; inverser; rentrer; retourner; revenir; se retourner; tourner |
teruggaan | aller de retour; aller en arrière; détourner; reculer; rentrer; renverser; retourner; revenir; se retourner; tourner | amoindrir; baisser; dater de; diminuer; décliner; décroître; pourrir; périr; remonter à; réduire; sombrer |
wijken | céder; céder la place; reculer; s'effacer |
Synoniemen voor "reculer":
Wiktionary: reculer
reculer
Cross Translation:
verb
-
tirer ou pousser un objet en arrière.
- reculer → achteruitlopen; terugdeinzen; teruggaan; achteruitgaan; terrein verliezen; teruglopen; verlopen; aanhouden; uitstellen; verdagen; verschuiven; toegeven; afstaan; wijken
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• reculer | → teruggaan | ↔ back up — To move backwards, especially for a vehicle to do so |
• reculer | → achteruitrijden | ↔ back up — To move a vehicle backwards |
• reculer | → terugtrekken; terugdeinzen; terugschrikken | ↔ recoil — to pull back, especially in disgust, horror or astonishment |