Frans

Uitgebreide vertaling voor ratifias (Frans) in het Nederlands

ratifier:

ratifier werkwoord (ratifie, ratifies, ratifions, ratifiez, )

  1. ratifier (autoriser; permettre; approuver; )
    toestaan; autoriseren; goedkeuren; permitteren; fiatteren; goedvinden
    • toestaan werkwoord (sta toe, staat toe, stond toer, stonden toe, toegestaan)
    • autoriseren werkwoord (autoriseer, autoriseert, autoriseerde, autoriseerden, geautoriseerd)
    • goedkeuren werkwoord (keur goed, keurt goed, keurde goed, keurden goed, goedgekeurd)
    • permitteren werkwoord (permitteer, permitteert, permitteerde, permitteerden, gepermitteerd)
    • fiatteren werkwoord (fiatteer, fiatteert, fiatteerde, fiatteerden, gefiatteerd)
    • goedvinden werkwoord (vind goed, vindt goed, vond goed, vonden goed, goedgevonden)
  2. ratifier (approuver; homologuer)
    billijken; goedkeuren
    • billijken werkwoord (billijk, billijkt, billijkte, billijkten, gebillijkt)
    • goedkeuren werkwoord (keur goed, keurt goed, keurde goed, keurden goed, goedgekeurd)
  3. ratifier (garantir; assurer; rassurer; )
    garanderen; verzekeren; waarborgen; instaan voor; vast beloven
    • garanderen werkwoord (garandeer, garandeert, garandeerde, garandeerden, gegarandeerd)
    • verzekeren werkwoord (verzeker, verzekert, verzekerde, verzekerden, verzekerd)
    • waarborgen werkwoord (waarborg, waarborgt, waarborgde, waarborgden, gewaarborgd)
    • instaan voor werkwoord (sta in voor, staat in voor, stond in voor, stonden in voor, ingestaan voor)
    • vast beloven werkwoord (beloof vast, belooft vast, beloofde vast, beloofden vast, vast beloofd)
  4. ratifier (confirmer; valider; sceller; entériner)
    goedkeuren; bevestigen; bekrachtigen; homologeren; bezegelen
    • goedkeuren werkwoord (keur goed, keurt goed, keurde goed, keurden goed, goedgekeurd)
    • bevestigen werkwoord (bevestig, bevestigt, bevestigde, bevestigden, bevestigd)
    • bekrachtigen werkwoord (bekrachtig, bekrachtigt, bekrachtigde, bekrachtigden, bekrachtigd)
    • homologeren werkwoord (homologeer, homologeert, homologeerde, homologeerden, gehomologeerd)
    • bezegelen werkwoord (bezegel, bezegelt, bezegelde, bezegelden, bezegeld)
  5. ratifier
    ratificeren
    • ratificeren werkwoord (ratificeer, ratificeert, ratificeerde, ratificeerden, geratificeerd)
  6. ratifier (authentifier; confirmer; valider; entériner; authentiquer)
    certificeren; bekrachtigen; waarmerken; bestempelen; merken
    • certificeren werkwoord (certificeer, certificeert, certificeerde, certificeerden, gecertificeerd)
    • bekrachtigen werkwoord (bekrachtig, bekrachtigt, bekrachtigde, bekrachtigden, bekrachtigd)
    • waarmerken werkwoord (waarmerk, waarmerkt, waarmerkte, waarmerkten, gewaarmerkt)
    • bestempelen werkwoord (bestempel, bestempelt, bestempelde, bestempelden, bestempeld)
    • merken werkwoord (merk, merkt, merkte, merkten, gemerkt)
  7. ratifier (consentir; permettre; approuver; acquiescer)
    toestemmen in
    • toestemmen in werkwoord (stem toe in, stemt toe in, stemde toe in, stemden toe in, toegestemd in)

Conjugations for ratifier:

Présent
  1. ratifie
  2. ratifies
  3. ratifie
  4. ratifions
  5. ratifiez
  6. ratifient
imparfait
  1. ratifiais
  2. ratifiais
  3. ratifiait
  4. ratifiions
  5. ratifiiez
  6. ratifiaient
passé simple
  1. ratifiai
  2. ratifias
  3. ratifia
  4. ratifiâmes
  5. ratifiâtes
  6. ratifièrent
futur simple
  1. ratifierai
  2. ratifieras
  3. ratifiera
  4. ratifierons
  5. ratifierez
  6. ratifieront
subjonctif présent
  1. que je ratifie
  2. que tu ratifies
  3. qu'il ratifie
  4. que nous ratifiions
  5. que vous ratifiiez
  6. qu'ils ratifient
conditionnel présent
  1. ratifierais
  2. ratifierais
  3. ratifierait
  4. ratifierions
  5. ratifieriez
  6. ratifieraient
passé composé
  1. ai ratifié
  2. as ratifié
  3. a ratifié
  4. avons ratifié
  5. avez ratifié
  6. ont ratifié
divers
  1. ratifie!
  2. ratifiez!
  3. ratifions!
  4. ratifié
  5. ratifiant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor ratifier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
goedvinden accord; admission; autorisation; concession; permission
homologeren homologuer
waarmerken cachets; estampilles; poinçons; scellés; timbres
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
autoriseren approuver; autoriser; consentir; habiliter; permettre; ratifier; rendre légitime accorder; adjuger; admettre; agréer; approuver; attribuer; autoriser; consentir; consentir à; donner le feu vert à; déclarer bon; octroyer; permettre; reconnaître; tolérer
bekrachtigen authentifier; authentiquer; confirmer; entériner; ratifier; sceller; valider
bestempelen authentifier; authentiquer; confirmer; entériner; ratifier; valider appeler; mentionner; nommer
bevestigen confirmer; entériner; ratifier; sceller; valider adhérer à; agrafer; approuver; assujettir; attacher; attacher à qc; boutonner; caler; coller; confirmer; consentir; ficeler; fixer; installer; lier; marquer; mettre; mettre à l'attache; nouer; parapher; poser; rattacher; renforcer; souscire à; timbrer
bezegelen confirmer; entériner; ratifier; sceller; valider cacheter; sceller
billijken approuver; homologuer; ratifier
certificeren authentifier; authentiquer; confirmer; entériner; ratifier; valider
fiatteren approuver; autoriser; consentir; habiliter; permettre; ratifier; rendre légitime approuver; autoriser; consentir; donner le feu vert à; déclarer bon; permettre
garanderen assurer; certifier; garantir; rassurer; ratifier; répondre pour; se porter caution pour; se porter garant; être garant de
goedkeuren approuver; autoriser; confirmer; consentir; entériner; habiliter; homologuer; permettre; ratifier; rendre légitime; sceller; valider admettre; agréer; approuver; autoriser; concéder; consentir; consentir à; donner le feu vert à; déclarer bon; laisser; permettre; tolérer
goedvinden approuver; autoriser; consentir; habiliter; permettre; ratifier; rendre légitime admettre; agréer; approuver; autoriser; concéder; consentir; consentir à; donner le feu vert à; déclarer bon; laisser; permettre; tolérer
homologeren confirmer; entériner; ratifier; sceller; valider
instaan voor assurer; certifier; garantir; rassurer; ratifier; répondre pour; se porter caution pour; se porter garant; être garant de certifier; garantir; se porter garant de; être garant que
merken authentifier; authentiquer; confirmer; entériner; ratifier; valider apercevoir; cocher; constater; distinguer; marquer; marquer d'une croix; observer; percevoir; pointer; remarquer; s'apercevoir de; s'aviser de; se rendre compte de; signaler; voir
permitteren approuver; autoriser; consentir; habiliter; permettre; ratifier; rendre légitime accepter; accorder; acquiescer; admettre; agréer; approuver; autoriser; concéder; consentir; consentir à; déclarer bon; laisser; permettre; tolérer
ratificeren ratifier
toestaan approuver; autoriser; consentir; habiliter; permettre; ratifier; rendre légitime accepter; accorder; accéder; acquiescer à; admettre; agréer; approuver; autoriser; concéder; consentir; consentir à; donner suite à; déclarer bon; laisser; permettre; satisfaire à; tolérer
toestemmen in acquiescer; approuver; consentir; permettre; ratifier
vast beloven assurer; certifier; garantir; rassurer; ratifier; répondre pour; se porter caution pour; se porter garant; être garant de
verzekeren assurer; certifier; garantir; rassurer; ratifier; répondre pour; se porter caution pour; se porter garant; être garant de attacher; ficeler; fixer; lier; mettre; mettre à l'attache
waarborgen assurer; certifier; garantir; rassurer; ratifier; répondre pour; se porter caution pour; se porter garant; être garant de
waarmerken authentifier; authentiquer; confirmer; entériner; ratifier; valider accepter; confirmer; considérer comme habituel
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
goedkeuren autoriser

Synoniemen voor "ratifier":


Wiktionary: ratifier

ratifier
verb
  1. zeggen dat iets is zoals gevraagd is of verondersteld wordt

Cross Translation:
FromToVia
ratifier bekrachtigen ratify — give formal consent to
ratifier tekenen; ondertekenen; inschrijven; intekenen; plaatsen zeichnen — (transitiv) unterzeichnen