Frans

Uitgebreide vertaling voor rassemblera (Frans) in het Nederlands

rassembler:

rassembler werkwoord (rassemble, rassembles, rassemblons, rassemblez, )

  1. rassembler (ramasser; grouper; assembler; assortir; amasser)
    verzamelen; vergaren; bijeenzoeken
    • verzamelen werkwoord (verzamel, verzamelt, verzamelde, verzamelden, verzameld)
    • vergaren werkwoord (vergaar, vergaart, vergaarde, vergaarden, vergaard)
    • bijeenzoeken werkwoord (zoek bijeen, zoekt bijeen, zocht bijeen, zochten bijeen, bijeengezocht)
  2. rassembler (ramasser; amasser)
    verzamelen; vergaren; inzamelen
    • verzamelen werkwoord (verzamel, verzamelt, verzamelde, verzamelden, verzameld)
    • vergaren werkwoord (vergaar, vergaart, vergaarde, vergaarden, vergaard)
    • inzamelen werkwoord (zamel in, zamelt in, zamelde in, zamelden in, ingezameld)
  3. rassembler (accumuler; collectionner; économiser; )
    sparen; op bankrekening zetten
  4. rassembler (réunir; concentrer; unir)
    samenbrengen; concentreren; bijeenbrengen; bij elkaar brengen
    • samenbrengen werkwoord (breng samen, brengt samen, bracht damen, brachten samen, samengebracht)
    • concentreren werkwoord (concentreer, concentreert, concentreerde, concentreerden, geconcentreerd)
    • bijeenbrengen werkwoord (breng bijeen, brengt bijeen, bracht bijeen, brachten bijeen, bijeengebracht)
    • bij elkaar brengen werkwoord (breng bij elkaar, brengt bij elkaar, bracht bij elkaar, brachten bij elkaar, bij elkaar gebracht)
  5. rassembler (réunir; assembler)
    verzamelen; verenigen
    • verzamelen werkwoord (verzamel, verzamelt, verzamelde, verzamelden, verzameld)
    • verenigen werkwoord (verenig, verenigt, verenigde, verenigden, verenigd)
  6. rassembler (ramasser; collectionner; cueillir; )
    verzamelen; vergaren; sparen; opeenhopen; oppotten; bijeenzamelen
    • verzamelen werkwoord (verzamel, verzamelt, verzamelde, verzamelden, verzameld)
    • vergaren werkwoord (vergaar, vergaart, vergaarde, vergaarden, vergaard)
    • sparen werkwoord (spaar, spaart, spaarde, spaarden, gespaard)
    • opeenhopen werkwoord (hoop opeen, hoopt opeen, hoopte opeen, hoopten opeen, opeengehoopt)
    • oppotten werkwoord (pot op, potte op, potten op, opgepot)
    • bijeenzamelen werkwoord
  7. rassembler (réunir autour; ranger)
    scharen
    • scharen werkwoord (schaar, schaart, schaarde, schaarden, geschaard)
  8. rassembler (convoquer)
    convoceren; bijeenroepen; samenroepen
    • convoceren werkwoord (convoceer, convoceert, convoceerde, convoceerden, geconvoceerd)
    • bijeenroepen werkwoord (roep bijeen, roept bijeen, riep bijeen, riepen bijeen, bijeengeroepen)
    • samenroepen werkwoord
  9. rassembler (convoquer)
    bijeen roepen
    • bijeen roepen werkwoord (roep bijeen, roept bijeen, riep bijeen, riepen bijeen, bijeen geroept)
  10. rassembler (collecter)

Conjugations for rassembler:

Présent
  1. rassemble
  2. rassembles
  3. rassemble
  4. rassemblons
  5. rassemblez
  6. rassemblent
imparfait
  1. rassemblais
  2. rassemblais
  3. rassemblait
  4. rassemblions
  5. rassembliez
  6. rassemblaient
passé simple
  1. rassemblai
  2. rassemblas
  3. rassembla
  4. rassemblâmes
  5. rassemblâtes
  6. rassemblèrent
futur simple
  1. rassemblerai
  2. rassembleras
  3. rassemblera
  4. rassemblerons
  5. rassemblerez
  6. rassembleront
subjonctif présent
  1. que je rassemble
  2. que tu rassembles
  3. qu'il rassemble
  4. que nous rassemblions
  5. que vous rassembliez
  6. qu'ils rassemblent
conditionnel présent
  1. rassemblerais
  2. rassemblerais
  3. rassemblerait
  4. rassemblerions
  5. rassembleriez
  6. rassembleraient
passé composé
  1. ai rassemblé
  2. as rassemblé
  3. a rassemblé
  4. avons rassemblé
  5. avez rassemblé
  6. ont rassemblé
divers
  1. rassemble!
  2. rassemblez!
  3. rassemblons!
  4. rassemblé
  5. rassemblant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor rassembler:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
concentreren concentration
opeenhopen accumulation; cumul; entassement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bij elkaar brengen concentrer; rassembler; réunir; unir
bijeen dragen collecter; rassembler
bijeen roepen convoquer; rassembler
bijeenbrengen concentrer; rassembler; réunir; unir
bijeenroepen convoquer; rassembler
bijeenzamelen amasser; collectionner; conserver; cueillir; faire des économies; ramasser; rassembler; recueillir; économiser; épargner
bijeenzoeken amasser; assembler; assortir; grouper; ramasser; rassembler
concentreren concentrer; rassembler; réunir; unir
convoceren convoquer; rassembler
inzamelen amasser; ramasser; rassembler
op bankrekening zetten accumuler; amasser; assembler; collectionner; cumuler; faire des économies; mettre de côté; rassembler; recueillir; économiser; épargner
opeenhopen amasser; collectionner; conserver; cueillir; faire des économies; ramasser; rassembler; recueillir; économiser; épargner accumuler; amasser; amonceler; cumuler; empiler; entasser; superposer
oppotten amasser; collectionner; conserver; cueillir; faire des économies; ramasser; rassembler; recueillir; économiser; épargner accaparer; amasser; entasser; faire des réserves; isoler; mettre de côté; mettre à l'écart; stocker; séparer
samenbrengen concentrer; rassembler; réunir; unir
samenroepen convoquer; rassembler
scharen ranger; rassembler; réunir autour
sparen accumuler; amasser; assembler; collectionner; conserver; cueillir; cumuler; faire des économies; mettre de côté; ramasser; rassembler; recueillir; économiser; épargner estimer; respecter; épargner
verenigen assembler; rassembler; réunir
vergaren amasser; assembler; assortir; collectionner; conserver; cueillir; faire des économies; grouper; ramasser; rassembler; recueillir; économiser; épargner
verzamelen amasser; assembler; assortir; collectionner; conserver; cueillir; faire des économies; grouper; ramasser; rassembler; recueillir; réunir; économiser; épargner moissonner; recueillir; récolter; se rassembler; se réunir

Synoniemen voor "rassembler":


Wiktionary: rassembler

rassembler rassembler
verb
  1. bij elkaar brengen

Cross Translation:
FromToVia
rassembler in elkaar zetten assemble — to put together
rassembler zich verzamelen; samenkomen assemble — to gather as a group
rassembler opstapelen; verzamelen collect — to gather together
rassembler verzamelen; bijeenkomen gather — to bring together; to collect