Radoteur in het Nederlands vertaald uit het Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

radoteur:
- klep; kletskous; kletskop; babbelaar; zwammer; zwetser; kwebbel; kletsmajoor; leuteraar; ouwehoer; kletser; leuterkous; zwamneus; geitenbreier; zeikerd; zemel; zeurpiet; zeur; zeurkous; kwijler; zeveraar; keutelaar; babbelaarster; kletstante; leuteraarster

Frans

Uitgebreide vertaling voor radoteur (Frans) in het Nederlands

radoteur:

radoteur [le ~] zelfstandig naamwoord

le radoteur (bavardeur; pipelette; jacasseur; commère; bavard; causeur; concierge; rabâcheur; personne qui parle dans le vide)
de klep; de kletskous; de kletskop; de babbelaar; de zwammer; zwetser; de kwebbel; de kletsmajoor; de leuteraar
- klep [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- kletskous [de ~] zelfstandig naamwoord
- kletskop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- babbelaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- zwammer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- zwetser [znw.] zelfstandig naamwoord
- kwebbel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- kletsmajoor [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- leuteraar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le radoteur (raseur; emmerdeur; emmerdeuse; radoteuse)
de ouwehoer; de kletser; de babbelaar; de leuterkous; de zwamneus
- ouwehoer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- kletser [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- babbelaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- leuterkous [de ~] zelfstandig naamwoord
- zwamneus [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le radoteur (casse-pieds; emmerdeur; casse-cul; rabâcheur)
de geitenbreier; de zeikerd; de zemel; de zeurpiet; de zeur; de zeurkous
- geitenbreier [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- zeikerd [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- zemel [de ~] zelfstandig naamwoord
- zeurpiet [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- zeur [de ~] zelfstandig naamwoord
- zeurkous [de ~] zelfstandig naamwoord
le radoteur (connard; casse-couilles; casse-cul; emmerdeur)
kwijler; de zeveraar
- kwijler [znw.] zelfstandig naamwoord
- zeveraar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le radoteur (bavard)
keutelaar
- keutelaar [znw.] zelfstandig naamwoord
le radoteur (bavarde; perruche; radoteuse; rabâcheuse)
de kletskous; babbelaarster; de kletstante; de leuterkous; leuteraarster
- kletskous [de ~] zelfstandig naamwoord
- babbelaarster [znw.] zelfstandig naamwoord
- kletstante [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- leuterkous [de ~] zelfstandig naamwoord
- leuteraarster [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor radoteur:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
babbelaar	bavard; bavardeur; causeur; commère; concierge; emmerdeur; emmerdeuse; jacasseur; personne qui parle dans le vide; pipelette; rabâcheur; radoteur; radoteuse; raseur	bavard; caramel à beurre; causeur; moulin à paroles; parleur
babbelaarster	bavarde; perruche; rabâcheuse; radoteur; radoteuse
geitenbreier	casse-cul; casse-pieds; emmerdeur; rabâcheur; radoteur	bon à rien; casse-cul; cloche; con; emmerdeur; fainéant; lambin; misérable; musard; nouille; paresseux; propre à rien
keutelaar	bavard; radoteur
klep	bavard; bavardeur; causeur; commère; concierge; jacasseur; personne qui parle dans le vide; pipelette; rabâcheur; radoteur
kletser	emmerdeur; emmerdeuse; radoteur; radoteuse; raseur
kletskop	bavard; bavardeur; causeur; commère; concierge; jacasseur; personne qui parle dans le vide; pipelette; rabâcheur; radoteur
kletskous	bavard; bavarde; bavardeur; causeur; commère; concierge; jacasseur; perruche; personne qui parle dans le vide; pipelette; rabâcheur; rabâcheuse; radoteur; radoteuse
kletsmajoor	bavard; bavardeur; causeur; commère; concierge; jacasseur; personne qui parle dans le vide; pipelette; rabâcheur; radoteur
kletstante	bavarde; perruche; rabâcheuse; radoteur; radoteuse
kwebbel	bavard; bavardeur; causeur; commère; concierge; jacasseur; personne qui parle dans le vide; pipelette; rabâcheur; radoteur
kwijler	casse-couilles; casse-cul; connard; emmerdeur; radoteur
leuteraar	bavard; bavardeur; causeur; commère; concierge; jacasseur; personne qui parle dans le vide; pipelette; rabâcheur; radoteur
leuteraarster	bavarde; perruche; rabâcheuse; radoteur; radoteuse
leuterkous	bavarde; emmerdeur; emmerdeuse; perruche; rabâcheuse; radoteur; radoteuse; raseur
ouwehoer	emmerdeur; emmerdeuse; radoteur; radoteuse; raseur
zeikerd	casse-cul; casse-pieds; emmerdeur; rabâcheur; radoteur
zemel	casse-cul; casse-pieds; emmerdeur; rabâcheur; radoteur
zeur	casse-cul; casse-pieds; emmerdeur; rabâcheur; radoteur
zeurkous	casse-cul; casse-pieds; emmerdeur; rabâcheur; radoteur
zeurpiet	casse-cul; casse-pieds; emmerdeur; rabâcheur; radoteur
zeveraar	casse-couilles; casse-cul; connard; emmerdeur; radoteur
zwammer	bavard; bavardeur; causeur; commère; concierge; jacasseur; personne qui parle dans le vide; pipelette; rabâcheur; radoteur
zwamneus	emmerdeur; emmerdeuse; radoteur; radoteuse; raseur
zwetser	bavard; bavardeur; causeur; commère; concierge; jacasseur; personne qui parle dans le vide; pipelette; rabâcheur; radoteur

Synoniemen voor "radoteur":

rabâcheur; ressasseur; gâteux

Remove Ads

Vertaal radoteur van Frans naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor radoteur (Frans) in het Nederlands

radoteur:

radoteur [le ~] zelfstandig naamwoord

le radoteur (bavardeur; pipelette; jacasseur; commère; bavard; causeur; concierge; rabâcheur; personne qui parle dans le vide)

le radoteur (raseur; emmerdeur; emmerdeuse; radoteuse)

le radoteur (casse-pieds; emmerdeur; casse-cul; rabâcheur)

le radoteur (connard; casse-couilles; casse-cul; emmerdeur)

le radoteur (bavard)

le radoteur (bavarde; perruche; radoteuse; rabâcheuse)

Vertaal Matrix voor radoteur:

Synoniemen voor "radoteur":