Raccord in het Nederlands vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

raccord:
- tussenstuk; tussenzetsel; tussenvoegsel; las; verbindingsstuk; fitting; koppeling; aaneenkoppeling; verbinding; samenvoeging; aansluitstuk
Wiktionary:
- raccord → aansluitstuk

Frans

Uitgebreide vertaling voor raccord (Frans) in het Nederlands

le raccord
het tussenstuk; tussenzetsel; het tussenvoegsel; de las
- tussenstuk [het ~] zelfstandig naamwoord
- tussenzetsel [znw.] zelfstandig naamwoord
- tussenvoegsel [het ~] zelfstandig naamwoord
- las [de ~] zelfstandig naamwoord
le raccord (pièce de jonction; pièce de liaison)
het verbindingsstuk
- verbindingsstuk [het ~] zelfstandig naamwoord
le raccord (douille; manchon; culot)
de fitting
- fitting [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le raccord (accouplement; connexion; jonction; liaison; combinaison; assemblage)
de koppeling; aaneenkoppeling; de verbinding
- koppeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- aaneenkoppeling [znw.] zelfstandig naamwoord
- verbinding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
le raccord (jonction; soudure; joint; assemblage)
de verbinding; de las; de samenvoeging
- verbinding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- las [de ~] zelfstandig naamwoord
- samenvoeging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
le raccord (emmanchement)
aansluitstuk
- aansluitstuk [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aaneenkoppeling	accouplement; assemblage; combinaison; connexion; jonction; liaison; raccord
aansluitstuk	emmanchement; raccord
fitting	culot; douille; manchon; raccord
koppeling	accouplement; assemblage; combinaison; connexion; jonction; liaison; raccord	accouplement; association; combinaison; embrayage; enclenchement; jonction; liaison; liaison OLE/DDE; raccordement; réunion
las	assemblage; joint; jonction; raccord; soudure	joint; soudure
samenvoeging	assemblage; joint; jonction; raccord; soudure	addition; assemblage; composition; construction; cumul; embranchement; enchaînement; fixation; installation; jonction; liaison; mise en place; montage; placement; positionnement; réunion; somme; succession; union
tussenstuk	raccord
tussenvoegsel	raccord	insertion; intercalation; interpolation
tussenzetsel	raccord
verbinding	accouplement; assemblage; combinaison; connexion; joint; jonction; liaison; raccord; soudure	Raccordement; affinité; analogie; assemblage; cohérence; cohésion; combinaison; communication; connexion; consistance; contact; corrélation; interaction; interface; jonction; le rapport; liaison; lien; ligne téléphonique; parenté; rapport; relation; réciprocité; réunion; union
verbindingsstuk	pièce de jonction; pièce de liaison; raccord