Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal réconforter

Vertaal réconforter van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. réconforter:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor réconforter (Frans) in het Nederlands

réconforter:

réconforter werkwoord (réconforte, réconfortes, réconfortons, réconfortez, )

  1. réconforter (consoler; appuyer; soutenir; )
    ondersteunen; troosten; bemoedigen; vertroosten; opbeuren
    • ondersteunen werkwoord (ondersteun, ondersteunt, ondersteunde, ondersteunden, ondersteund)
    • troosten werkwoord (troost, troostte, troostten, getroost)
    • bemoedigen werkwoord (bemoedig, bemoedigt, bemoedigde, bemoedigden, bemoedigd)
    • vertroosten werkwoord (vertroost, vertroostte, vertroostten, vertroost)
    • opbeuren werkwoord (beur op, beurt op, beurde op, beurden op, opgebeurd)
  2. réconforter (remonter le moral; consoler)
    opbeuren; bemoedigen
    • opbeuren werkwoord (beur op, beurt op, beurde op, beurden op, opgebeurd)
    • bemoedigen werkwoord (bemoedig, bemoedigt, bemoedigde, bemoedigden, bemoedigd)
  3. réconforter (remonter le moral à; ragaillardir; rafraîchir; )
    blij maken; opfleuren; vrolijker worden; verkwikken; opmonteren
    • blij maken werkwoord (maak blij, maakt blij, maakte blij, maakten blij, blij gemaakt)
    • opfleuren werkwoord (fleur op, fleurt op, fleurde op, fleurden op, opgefleurd)
    • vrolijker worden werkwoord
    • verkwikken werkwoord (verkwik, verkwikt, verkwikte, verkwikten, verkwikt)
    • opmonteren werkwoord (monter op, montert op, monterde op, monterden op, opgemonterd)
  4. réconforter (relever; remonter; rehausser; )
    opknappen; opkalefateren; opvijzelen; oplappen
    • opknappen werkwoord (knap op, knapt op, knapte op, knapten op, opgeknapt)
    • opkalefateren werkwoord (kalefater op, kalefatert op, kalefaterde op, kalefaterden op, opgekalefaterd)
    • opvijzelen werkwoord (vijzel op, vijzelt op, vijzelde op, vijzelden op, opgevijzeld)
    • oplappen werkwoord (lap op, lapt op, lapte op, lapten op, opgelapt)
  5. réconforter (se requinquer; ragaillardir; se retaper; remonter le moral à)
    opkikkeren; opknappen
    • opkikkeren werkwoord (kikker op, kikkert op, kikkerde op, kikkerden op, opgekikkerd)
    • opknappen werkwoord (knap op, knapt op, knapte op, knapten op, opgeknapt)
  6. réconforter (ragaillardir; ranimer; remonter le moral à)
    verfrissen; verkwikken
    • verfrissen werkwoord (verfris, verfrist, verfriste, verfristen, verfrist)
    • verkwikken werkwoord (verkwik, verkwikt, verkwikte, verkwikten, verkwikt)

Conjugations for réconforter:

Présent
  1. réconforte
  2. réconfortes
  3. réconforte
  4. réconfortons
  5. réconfortez
  6. réconfortent
imparfait
  1. réconfortais
  2. réconfortais
  3. réconfortait
  4. réconfortions
  5. réconfortiez
  6. réconfortaient
passé simple
  1. réconfortai
  2. réconfortas
  3. réconforta
  4. réconfortâmes
  5. réconfortâtes
  6. réconfortèrent
futur simple
  1. réconforterai
  2. réconforteras
  3. réconfortera
  4. réconforterons
  5. réconforterez
  6. réconforteront
subjonctif présent
  1. que je réconforte
  2. que tu réconfortes
  3. qu'il réconforte
  4. que nous réconfortions
  5. que vous réconfortiez
  6. qu'ils réconfortent
conditionnel présent
  1. réconforterais
  2. réconforterais
  3. réconforterait
  4. réconforterions
  5. réconforteriez
  6. réconforteraient
passé composé
  1. ai réconforté
  2. as réconforté
  3. a réconforté
  4. avons réconforté
  5. avez réconforté
  6. ont réconforté
divers
  1. réconforte!
  2. réconfortez!
  3. réconfortons!
  5. réconforté
  6. réconfortant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor réconforter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
oplappen pratiquer
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bemoedigen aider; apaiser; appuyer; collaborer; consoler; remonter le moral; réconforter; soulager; soutenir acclamer; activer; aiguillonner; animer; applaudir; attiser; aviver; encourager; exciter; exciter à; inciter; ovationner; ranimer; stimuler; tisonner
blij maken faire plaisir à; rafraîchir; ragaillardir; raviver; remonter le moral à; requinquer; réconforter; se remettre; se requinquer; égayer enchanter; faire plaisir; faire plaisir à; rendre heureux; rendre service; rendre service à; réjouir
ondersteunen aider; apaiser; appuyer; collaborer; consoler; remonter le moral; réconforter; soulager; soutenir aider; appuyer; arc-bouter; assister; boiser; consolider; dépanner; fortifier; montrer de l'obligeance; porter; porter avec effort; prêter son aide; rendre service; seconder; secourir; servir; soigner; soutenir; tendre la main; venir en aide de; épauler; étançonner; étayer; être au service de; être serviable; être utile à
opbeuren aider; apaiser; appuyer; collaborer; consoler; remonter le moral; réconforter; soulager; soutenir
opfleuren faire plaisir à; rafraîchir; ragaillardir; raviver; remonter le moral à; requinquer; réconforter; se remettre; se requinquer; égayer rafraîchir; ragaillardir; raviver; remonter le moral à; reprendre des forces; s'épanouir; se remettre; éclore
opkalefateren arranger; rehausser; relever; remonter; réconforter; réparer; se rafraîchir; se remettre; soulever
opkikkeren ragaillardir; remonter le moral à; réconforter; se requinquer; se retaper
opknappen arranger; ragaillardir; rehausser; relever; remonter; remonter le moral à; réconforter; réparer; se rafraîchir; se remettre; se requinquer; se retaper; soulever arranger; enjoliver; rafraîchir; rajuster; remettre en bon état; remettre à neuf; renouveler; restaurer; retaper; revitaliser; régénérer; réhabiliter; rénover
oplappen arranger; rehausser; relever; remonter; réconforter; réparer; se rafraîchir; se remettre; soulever
opmonteren faire plaisir à; rafraîchir; ragaillardir; raviver; remonter le moral à; requinquer; réconforter; se remettre; se requinquer; égayer
opvijzelen arranger; rehausser; relever; remonter; réconforter; réparer; se rafraîchir; se remettre; soulever
troosten aider; apaiser; appuyer; collaborer; consoler; remonter le moral; réconforter; soulager; soutenir chercher son salut dans
verfrissen ragaillardir; ranimer; remonter le moral à; réconforter rafraîchir; renouveler; se rafraîchir
verkwikken faire plaisir à; rafraîchir; ragaillardir; ranimer; raviver; remonter le moral à; requinquer; réconforter; se remettre; se requinquer; égayer rafraîchir; renouveler; se rafraîchir
vertroosten aider; apaiser; appuyer; collaborer; consoler; remonter le moral; réconforter; soulager; soutenir
vrolijker worden faire plaisir à; rafraîchir; ragaillardir; raviver; remonter le moral à; requinquer; réconforter; se remettre; se requinquer; égayer

Synoniemen voor "réconforter":


Wiktionary: réconforter

réconforter
verb
  1. relever les forces, ranimer, remonter, tant au sens physique ou médical, qu'au sens moral.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0302 seconde
Page rendered in 1.0 seconds