Qualification in het Nederlands vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

qualification:
- competentie; bevoegdheid; kwalificatie; vaardigheid; bijwoordelijke bepaling; bepaling; geschiktheid; woordgroep
Wiktionary:
- qualification → kwalificatie

Frans

Uitgebreide vertaling voor qualification (Frans) in het Nederlands

la qualification (compétence; aptitude)
de competentie; de bevoegdheid
- competentie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- bevoegdheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la qualification
de kwalificatie
- kwalificatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la qualification
de vaardigheid
- vaardigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la qualification (locution adverbiale; circonstantiel; attribut; complément)
bijwoordelijke bepaling; de bepaling
- bijwoordelijke bepaling [znw.] zelfstandig naamwoord
- bepaling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la qualification (aptitude; opportunité; propriété)
de geschiktheid
- geschiktheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la qualification (groupe de mots; détermination; complément; attribut; circonstanciel)
de woordgroep; de bepaling
- woordgroep [de ~] zelfstandig naamwoord
- bepaling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bepaling	attribut; circonstanciel; circonstantiel; complément; détermination; groupe de mots; locution adverbiale; qualification	complément déterminatif; condition; critère; demande; définition; détermination; exigence; plantation de piliers; stipulation
bevoegdheid	aptitude; compétence; qualification	aptitude; autorité; autorités; compétence; empire; pouvoir; pouvoirs; privilège; puissance
bijwoordelijke bepaling	attribut; circonstantiel; complément; locution adverbiale; qualification
competentie	aptitude; compétence; qualification	aptitude; compétence; connaissance; faculté de qualité
geschiktheid	aptitude; opportunité; propriété; qualification
kwalificatie	qualification	qualificateur
vaardigheid	qualification	adresse; capacité; dextérité; habileté; savoir-faire
woordgroep	attribut; circonstanciel; complément; détermination; groupe de mots; qualification

qualification

noun