Frans

Uitgebreide vertaling voor perforer (Frans) in het Nederlands

perforer:

perforer werkwoord (perfore, perfores, perforons, perforez, )

  1. perforer (percer; forer; mettre en forage)
    boren; aanboren
    • boren werkwoord (boor, boort, boorde, boorden, geboord)
    • aanboren werkwoord (boor aan, boort aan, boorde aan, boorden aan, aangeboord)
  2. perforer (percer; transpercer; pénétrer)
    gaatjes maken in; perforeren; doorboren
    • gaatjes maken in werkwoord
    • perforeren werkwoord (perforeer, perforeert, perforeerde, perforeerden, geperforeerd)
    • doorboren werkwoord (boor door, boort door, boorde door, boorden door, doorgeboord)
  3. perforer (poinçonner; étamper)
    stansen; ponsen; doorponsen
    • stansen werkwoord (stans, stanst, stanste, stansten, gestanst)
    • ponsen werkwoord (pons, ponst, ponste, ponsten, geponst)
    • doorponsen werkwoord (doorpons, doorponst, doorponste, doorponsten, doorgeponst)
  4. perforer (percer; crever; transpercer; faire passer)
    doorsteken; erdoor steken
  5. perforer (pénétrer; transpercer; faire une invasion; envahir; percer)
    doordringen; penetreren
    • doordringen werkwoord (dring door, dringt door, drong door, drongen door, doorgedrongen)
    • penetreren werkwoord (penetreer, penetreert, penetreerde, penetreerden, gepenetreerd)

Conjugations for perforer:

Présent
  1. perfore
  2. perfores
  3. perfore
  4. perforons
  5. perforez
  6. perforent
imparfait
  1. perforais
  2. perforais
  3. perforait
  4. perforions
  5. perforiez
  6. perforaient
passé simple
  1. perforai
  2. perforas
  3. perfora
  4. perforâmes
  5. perforâtes
  6. perforèrent
futur simple
  1. perforerai
  2. perforeras
  3. perforera
  4. perforerons
  5. perforerez
  6. perforeront
subjonctif présent
  1. que je perfore
  2. que tu perfores
  3. qu'il perfore
  4. que nous perforions
  5. que vous perforiez
  6. qu'ils perforent
conditionnel présent
  1. perforerais
  2. perforerais
  3. perforerait
  4. perforerions
  5. perforeriez
  6. perforeraient
passé composé
  1. ai perforé
  2. as perforé
  3. a perforé
  4. avons perforé
  5. avez perforé
  6. ont perforé
divers
  1. perfore!
  2. perforez!
  3. perforons!
  4. perforé
  5. perforant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor perforer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanboren forer
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanboren forer; mettre en forage; percer; perforer
boren forer; mettre en forage; percer; perforer forage
doorboren percer; perforer; pénétrer; transpercer
doordringen envahir; faire une invasion; percer; perforer; pénétrer; transpercer atteindre; pénétrer; s'infiltrer
doorponsen perforer; poinçonner; étamper
doorsteken crever; faire passer; percer; perforer; transpercer
erdoor steken crever; faire passer; percer; perforer; transpercer
gaatjes maken in percer; perforer; pénétrer; transpercer
penetreren envahir; faire une invasion; percer; perforer; pénétrer; transpercer entrer; envahir; pénétrer; pénétrer dans; s'introduire dans
perforeren percer; perforer; pénétrer; transpercer
ponsen perforer; poinçonner; étamper
stansen perforer; poinçonner; étamper

Synoniemen voor "perforer":


Wiktionary: perforer

perforer
verb
  1. ergens een gat in maken dat de ene zijde met de andere verbindt
  2. gaten in iets (vaak papier of metaal) maken door middel van een pons

Cross Translation:
FromToVia
perforer doorboren; aantappen (van een vat) broach — make a hole in

Verwante vertalingen van perforer