Pendant in het Nederlands vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

pendant:
- tijdens; gedurende; in het verloop van; in afwachting van; hangend; hangende; terwijl; ondertussen
- pendant; tegenhanger; antithese
Wiktionary:
- pendant → hanger, tijdens, gedurende, hangend, tegenbeeld
- pendant → in, tijdens, gedurende, voor
Gebruikers suggesties voor pendant:
- in de loop van

Frans

Uitgebreide vertaling voor pendant (Frans) in het Nederlands

pendant (durant)
tijdens; gedurende
- tijdens bijvoeglijk naamwoord
- gedurende bijvoeglijk naamwoord
pendant (au cours de; durant)
gedurende; in het verloop van
- gedurende bijvoeglijk naamwoord
- in het verloop van bijvoeglijk naamwoord
pendant (suspendu)
in afwachting van; hangend; hangende
- in afwachting van bijvoeglijk naamwoord
- hangend bijvoeglijk naamwoord
- hangende bijvoeglijk naamwoord
pendant (pendant que; durant)
terwijl
– gelijktijdig met iets anders ¹
- terwijl bijvoeglijk naamwoord
  - terwijl ik afwas, stopt Evert de kinderen in bed¹
ondertussen
- ondertussen bijwoord

le pendant (contrepartie)
de pendant
- pendant [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le pendant (antithèse)
de tegenhanger; de antithese
- tegenhanger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- antithese [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
antithese	antithèse; pendant
pendant	contrepartie; pendant
tegenhanger	antithèse; pendant
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ondertussen	durant; pendant; pendant que	cependant; d'avance; déjà; en attendant; entre-temps; pendant ce temps
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gedurende	au cours de; durant; pendant
hangend	pendant; suspendu
hangende	pendant; suspendu
in afwachting van	pendant; suspendu
in het verloop van	au cours de; durant; pendant
terwijl	durant; pendant; pendant que	en attendant; en même temps; pendant ce temps
tijdens	durant; pendant

ballant; oscillant; en; dans; chez; comme; endéans; durant; suspendant; pendeloque; boucle; pendentif; sautoir; pour; contre; moyennant; quant à; afin; vers; de; parce que; par; aussi; quelque; sosie; jumeau; réplique; tandis; cependant; lorsque; alors; tombant; retombant

pendant

noun

partie du baudrier ou du ceinturon au travers de laquelle on passe l’épée pour l’y pendre.
- pendant → hanger; tijdens; gedurende; hangend

pendant

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• pendant	→ in; tijdens	↔ during — within a given time interval
• pendant	→ gedurende	↔ during — for all of a given time interval
• pendant	→ voor	↔ for — over a period of time