Overzicht


Frans

Uitgebreide vertaling voor pasticher (Frans) in het Nederlands

pasticher:

pasticher werkwoord (pastiche, pastiches, pastichons, pastichez, )

  1. pasticher (imiter; copier)
    nadoen; nabootsen; navolgen; imiteren
    • nadoen werkwoord (doe na, doet na, deed na, deden na, nagedaan)
    • nabootsen werkwoord (boots na, bootst na, bootste na, bootsten na, nagebootst)
    • navolgen werkwoord (volg na, volgt na, volgde na, volgden na, nagevolgd)
    • imiteren werkwoord (imiteer, imiteert, imiteerde, imiteerden, geïmiteerd)
  2. pasticher (falsifier; fausser; truquer; )
    falsificeren; namaken; vervalsen; kopiëren; nabootsen
    • falsificeren werkwoord (falsificeer, falsificeert, falsificeerde, falsificeerden, gefalsificeerd)
    • namaken werkwoord (maak na, maakt na, maakte na, maakten na, nagemaakt)
    • vervalsen werkwoord (vervals, vervalst, vervalste, vervalsten, vervalst)
    • kopiëren werkwoord (kopiëer, kopiëert, kopiëerde, kopiëerden, gekopiëerd)
    • nabootsen werkwoord (boots na, bootst na, bootste na, bootsten na, nagebootst)

Conjugations for pasticher:

Présent
  1. pastiche
  2. pastiches
  3. pastiche
  4. pastichons
  5. pastichez
  6. pastichent
imparfait
  1. pastichais
  2. pastichais
  3. pastichait
  4. pastichions
  5. pastichiez
  6. pastichaient
passé simple
  1. pastichai
  2. pastichas
  3. pasticha
  4. pastichâmes
  5. pastichâtes
  6. pastichèrent
futur simple
  1. pasticherai
  2. pasticheras
  3. pastichera
  4. pasticherons
  5. pasticherez
  6. pasticheront
subjonctif présent
  1. que je pastiche
  2. que tu pastiches
  3. qu'il pastiche
  4. que nous pastichions
  5. que vous pastichiez
  6. qu'ils pastichent
conditionnel présent
  1. pasticherais
  2. pasticherais
  3. pasticherait
  4. pasticherions
  5. pasticheriez
  6. pasticheraient
passé composé
  1. ai pastiché
  2. as pastiché
  3. a pastiché
  4. avons pastiché
  5. avez pastiché
  6. ont pastiché
divers
  1. pastiche!
  2. pastichez!
  3. pastichons!
  4. pastiché
  5. pastichant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor pasticher:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kopiëren tirage de copie
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
falsificeren contrefaire; copier; décevoir; falsifier; fausser; frelater; frustrer; imiter; pasticher; piper; tromper; truquer
imiteren copier; imiter; pasticher
kopiëren contrefaire; copier; décevoir; falsifier; fausser; frelater; frustrer; imiter; pasticher; piper; tromper; truquer contrefaire; copier; démarquer; faire une copie; imiter; photocopier; polycopier; reproduire
nabootsen contrefaire; copier; décevoir; falsifier; fausser; frelater; frustrer; imiter; pasticher; piper; tromper; truquer contrefaire; copier; démarquer; imiter; reproduire
nadoen copier; imiter; pasticher
namaken contrefaire; copier; décevoir; falsifier; fausser; frelater; frustrer; imiter; pasticher; piper; tromper; truquer contrefaire; copier; démarquer; imiter; reproduire
navolgen copier; imiter; pasticher marcher sur les traces de; poursuivre; succéder; succéder à; suivre; venir après
vervalsen contrefaire; copier; décevoir; falsifier; fausser; frelater; frustrer; imiter; pasticher; piper; tromper; truquer

Synoniemen voor "pasticher":


Computer vertaling door derden: