Paresseux in het Nederlands vertaald uit het Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

paresseux:
- lui; niets doend; werkschuw; traag; gemakzuchtig; werkeloos; werkloos
- luiaard; luiwammes; luilak; lapzwans; slampamper; flierefluiter; lanterfant; leegloper; lanterfanter; geitenbreier; nietsnut; lamzak; lammeling; slapkous; lijntrekker; lijntrekkers
Wiktionary:
- paresseux → lui
- paresseux → luiaards
- paresseux → lui, luiaard

Frans

Uitgebreide vertaling voor paresseux (Frans) in het Nederlands

paresseux:

paresseux bijvoeglijk naamwoord

paresseux (fainéant; paresseuse; inactif; indolent; paresseusement)
lui; niets doend
- lui bijvoeglijk naamwoord
- niets doend bijvoeglijk naamwoord
paresseux (paresseuse; paresseusement)
lui; werkschuw; traag
- lui bijvoeglijk naamwoord
- werkschuw bijvoeglijk naamwoord
- traag bijvoeglijk naamwoord
paresseux (indolent)
gemakzuchtig
- gemakzuchtig bijvoeglijk naamwoord
paresseux (en chômage; sans travail; indolent; paresseuse; inactif; désoeuvré; paresseusement)
werkeloos; werkloos
- werkeloos bijvoeglijk naamwoord
- werkloos bijvoeglijk naamwoord

paresseux [le ~] zelfstandig naamwoord

le paresseux (fainéant)
de luiaard; de luiwammes; de luilak
- luiaard [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- luiwammes [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- luilak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le paresseux (fainéant; misérable; abruti; fêtard; cloche; nouille)
de lapzwans; de slampamper; de flierefluiter; de lanterfant; de leegloper; de lanterfanter
- lapzwans [de ~] zelfstandig naamwoord
- slampamper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- flierefluiter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- lanterfant [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- leegloper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- lanterfanter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le paresseux (propre à rien; con; fainéant; casse-cul; lambin; misérable; emmerdeur; cloche; bon à rien; nouille; musard)
de lanterfanter; de geitenbreier; de nietsnut; de slampamper; de lamzak; de lammeling; de leegloper; slapkous; de lapzwans; de lijntrekker
- lanterfanter [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- geitenbreier [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- nietsnut [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- slampamper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- lamzak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- lammeling [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- leegloper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- slapkous [znw.] zelfstandig naamwoord
- lapzwans [de ~] zelfstandig naamwoord
- lijntrekker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
le paresseux
de lijntrekkers
- lijntrekkers [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor paresseux:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
flierefluiter	abruti; cloche; fainéant; fêtard; misérable; nouille; paresseux
geitenbreier	bon à rien; casse-cul; cloche; con; emmerdeur; fainéant; lambin; misérable; musard; nouille; paresseux; propre à rien	casse-cul; casse-pieds; emmerdeur; rabâcheur; radoteur
lammeling	bon à rien; casse-cul; cloche; con; emmerdeur; fainéant; lambin; misérable; musard; nouille; paresseux; propre à rien
lamzak	bon à rien; casse-cul; cloche; con; emmerdeur; fainéant; lambin; misérable; musard; nouille; paresseux; propre à rien
lanterfant	abruti; cloche; fainéant; fêtard; misérable; nouille; paresseux
lanterfanter	abruti; bon à rien; casse-cul; cloche; con; emmerdeur; fainéant; fêtard; lambin; misérable; musard; nouille; paresseux; propre à rien
lapzwans	abruti; bon à rien; casse-cul; cloche; con; emmerdeur; fainéant; fêtard; lambin; misérable; musard; nouille; paresseux; propre à rien
leegloper	abruti; bon à rien; casse-cul; cloche; con; emmerdeur; fainéant; fêtard; lambin; misérable; musard; nouille; paresseux; propre à rien
lijntrekker	bon à rien; casse-cul; cloche; con; emmerdeur; fainéant; lambin; misérable; musard; nouille; paresseux; propre à rien
lijntrekkers	paresseux
lui		gens
luiaard	fainéant; paresseux
luilak	fainéant; paresseux
luiwammes	fainéant; paresseux
nietsnut	bon à rien; casse-cul; cloche; con; emmerdeur; fainéant; lambin; misérable; musard; nouille; paresseux; propre à rien
slampamper	abruti; bon à rien; casse-cul; cloche; con; emmerdeur; fainéant; fêtard; lambin; misérable; musard; nouille; paresseux; propre à rien
slapkous	bon à rien; casse-cul; cloche; con; emmerdeur; fainéant; lambin; misérable; musard; nouille; paresseux; propre à rien
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gemakzuchtig	indolent; paresseux
lui	fainéant; inactif; indolent; paresseuse; paresseusement; paresseux
traag	paresseuse; paresseusement; paresseux	hésitant; indolent; lambin; lambinant; lent; traînant; traînard; traînassant
werkeloos	désoeuvré; en chômage; inactif; indolent; paresseuse; paresseusement; paresseux; sans travail
werkloos	désoeuvré; en chômage; inactif; indolent; paresseuse; paresseusement; paresseux; sans travail
werkschuw	paresseuse; paresseusement; paresseux
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
niets doend	fainéant; inactif; indolent; paresseuse; paresseusement; paresseux

Synoniemen voor "paresseux":

aï; bradype; cossard; flemmard; fainéant; vaurien; indolent; nonchalant; oisif; inactif; désoeuvré; inerte; inoccupé; immobile; végétatif; léthargique; stagnant; chômant; retraité; croupissant; mou; apathique; insensible; lent; long; alangui; retardataire; tardif; endormi; engourdi; indécis; négligent; insouciant; oublieux; désordonné; traînard; tire-au-flanc; unau

Wiktionary: paresseux

paresseux

adjective

Qui est naturellement enclin à éviter l’action, le travail, l’effort, à ne pas se donner de peine.
- paresseux → lui

noun

édenté tardigrade qui marche et se meut avec une extrême lenteur.
- paresseux → luiaards

paresseux

adjective

werkschuw, niet houden van inspanning of werk
- lui → paresseux

Cross Translation:

From	To	Via
• paresseux	→ lui	↔ lazy — unwilling to work
• paresseux	→ luiaard	↔ sloth — mammal
• paresseux	→ luiaard	↔ Faultier — Biologie: Faultiere bilden eine Unterordnung der Ordnung der zahnarmen Säugetiere.

Remove Ads

Vertaal paresseux van Frans naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor paresseux (Frans) in het Nederlands

paresseux:

paresseux bijvoeglijk naamwoord

paresseux (fainéant; paresseuse; inactif; indolent; paresseusement)

paresseux (paresseuse; paresseusement)

paresseux (indolent)

paresseux (en chômage; sans travail; indolent; paresseuse; inactif; désoeuvré; paresseusement)

paresseux [le ~] zelfstandig naamwoord

le paresseux (fainéant)

le paresseux (fainéant; misérable; abruti; fêtard; cloche; nouille)

le paresseux (propre à rien; con; fainéant; casse-cul; lambin; misérable; emmerdeur; cloche; bon à rien; nouille; musard)

le paresseux

Vertaal Matrix voor paresseux:

Synoniemen voor "paresseux":

Wiktionary: paresseux