Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- paralyse:
- paralyser:
-
Wiktionary:
- paralyser → lamleggen, verlammen, paralyseren
Frans
Uitgebreide vertaling voor paralyse (Frans) in het Nederlands
paralyse:
-
la paralyse (immobilisation)
Vertaal Matrix voor paralyse:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
kreupelheid | immobilisation; paralyse | boiterie; infirmité |
lamlegging | immobilisation; paralyse |
paralyse vorm van paralyser:
paralyser werkwoord (paralyse, paralyses, paralysons, paralysez, paralysent, paralysais, paralysait, paralysions, paralysiez, paralysaient, paralysai, paralysas, paralysa, paralysâmes, paralysâtes, paralysèrent, paralyserai, paralyseras, paralysera, paralyserons, paralyserez, paralyseront)
-
paralyser (rendre impuissant)
machteloos maken; krachteloos maken-
machteloos maken werkwoord (maak machteloos, maakt machteloos, maakte machteloos, maakten machteloos, machteloos gemaakt)
-
krachteloos maken werkwoord (maak krachteloos, maakt krachteloos, maakte krachteloos, maakten krachteloos, krachteloos gemaakt)
-
-
paralyser (disloquer; se fouler; déboîter)
verlammen; ontwrichten; krachteloos maken-
krachteloos maken werkwoord (maak krachteloos, maakt krachteloos, maakte krachteloos, maakten krachteloos, krachteloos gemaakt)
-
paralyser
-
paralyser
-
paralyser (bloquer)
platleggen-
platleggen werkwoord
-
Conjugations for paralyser:
Présent
- paralyse
- paralyses
- paralyse
- paralysons
- paralysez
- paralysent
imparfait
- paralysais
- paralysais
- paralysait
- paralysions
- paralysiez
- paralysaient
passé simple
- paralysai
- paralysas
- paralysa
- paralysâmes
- paralysâtes
- paralysèrent
futur simple
- paralyserai
- paralyseras
- paralysera
- paralyserons
- paralyserez
- paralyseront
subjonctif présent
- que je paralyse
- que tu paralyses
- qu'il paralyse
- que nous paralysions
- que vous paralysiez
- qu'ils paralysent
conditionnel présent
- paralyserais
- paralyserais
- paralyserait
- paralyserions
- paralyseriez
- paralyseraient
passé composé
- ai paralysé
- as paralysé
- a paralysé
- avons paralysé
- avez paralysé
- ont paralysé
divers
- paralyse!
- paralysez!
- paralysons!
- paralysé
- paralysant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor paralyser:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
krachteloos maken | disloquer; déboîter; paralyser; rendre impuissant; se fouler | |
lamleggen | paralyser | |
machteloos maken | paralyser; rendre impuissant | |
ontwrichten | disloquer; déboîter; paralyser; se fouler | disloquer; déboîter; essorer; se faire une entorse; se fouler; tordre; tortiller |
platleggen | bloquer; paralyser | |
verlammen | disloquer; déboîter; paralyser; se fouler |
Synoniemen voor "paralyser":
Computer vertaling door derden: