Overzicht


Frans

Uitgebreide vertaling voor ombres (Frans) in het Nederlands

ombres:

ombres [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'ombres (voiles; traces; pointes; brins; pruines)
    de wazen; zwemen
    • wazen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • zwemen [znw.] zelfstandig naamwoord
  2. l'ombres (chimères; silhouettes)
    de schaduwbeelden; de silhouetten; de schimmen
  3. l'ombres (théâtre d'ombres)
    het schimmenspel

ombres [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'ombres (soupçons; traces)
    restjes; de sprankjes
    • restjes [znw.] zelfstandig naamwoord
    • sprankjes [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

Vertaal Matrix voor ombres:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
restjes ombres; soupçons; traces
schaduwbeelden chimères; ombres; silhouettes
schimmen chimères; ombres; silhouettes fantômes; ombres mouvantes; revenants; spectres
schimmenspel ombres; théâtre d'ombres théâtre d'ombres
silhouetten chimères; ombres; silhouettes
sprankjes ombres; soupçons; traces
wazen brins; ombres; pointes; pruines; traces; voiles
zwemen brins; ombres; pointes; pruines; traces; voiles
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
zwemen avoir tendance à; tendre à

ombres vorm van ombrer:

ombrer werkwoord (ombre, ombres, ombrons, ombrez, )

  1. ombrer (ombrager)
    beschaduwen
    • beschaduwen werkwoord (beschaduw, beschaduwt, beschaduwde, beschaduwden, beschaduwd)

Conjugations for ombrer:

Présent
  1. ombre
  2. ombres
  3. ombre
  4. ombrons
  5. ombrez
  6. ombrent
imparfait
  1. ombrais
  2. ombrais
  3. ombrait
  4. ombrions
  5. ombriez
  6. ombraient
passé simple
  1. ombrai
  2. ombras
  3. ombra
  4. ombrâmes
  5. ombrâtes
  6. ombrèrent
futur simple
  1. ombrerai
  2. ombreras
  3. ombrera
  4. ombrerons
  5. ombrerez
  6. ombreront
subjonctif présent
  1. que j'ombre
  2. que tu ombres
  3. qu'il ombre
  4. que nous ombrions
  5. que vous ombriez
  6. qu'ils ombrent
conditionnel présent
  1. ombrerais
  2. ombrerais
  3. ombrerait
  4. ombrerions
  5. ombreriez
  6. ombreraient
passé composé
  1. ai ombré
  2. as ombré
  3. a ombré
  4. avons ombré
  5. avez ombré
  6. ont ombré
divers
  1. ombre!
  2. ombrez!
  3. ombrons!
  4. ombré
  5. ombrant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor ombrer:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beschaduwen ombrager; ombrer

Synoniemen voor "ombrer":


Verwante vertalingen van ombres