Frans
Uitgebreide vertaling voor nullité (Frans) in het Nederlands
nullité:
-
la nullité (fou; imbécile; nullard; niais; nigaud; toqué; sot; idiot; minus)
de idioot; simpele ziel; de dwaas; de dommerik; de onnozelaar; de onbenul; de achterlijke; onnozele kerel -
la nullité (caducité)
-
la nullité (stupidité; insipidité; bêtise)
-
la nullité (sottise; folie; médiocrité; bêtise; idiotie)
Vertaal Matrix voor nullité:
Synoniemen voor "nullité":
Computer vertaling door derden: