Frans

Uitgebreide vertaling voor névrosé (Frans) in het Nederlands

névrosé:

névrosé bijvoeglijk naamwoord

  1. névrosé (névrotique)
    neurotisch; neurotische

névrosé [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le névrosé (tapageur; perturbateur; chahuteur; agitateur; névropathe)
    de herrieschopper; de druktemaker; de zenuwlijder
  2. le névrosé (névropathe; névrosée)
    de zenuwlijder; de neuroot
  3. le névrosé (névropathe; névrosée)
    zenuwlijdster; neurote
  4. le névrosé (névropathe; malade nerveux)
    de zenuwpatiënt
  5. le névrosé (névrosée; névropathe; malade nerveux)
    de zenuwlijder; de zenuwpatiënt

Vertaal Matrix voor névrosé:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
druktemaker agitateur; chahuteur; névropathe; névrosé; perturbateur; tapageur chichiteux; tapageur
herrieschopper agitateur; chahuteur; névropathe; névrosé; perturbateur; tapageur agitateur; chamailleur; insurgé; mutin; perturbateur; querelleur; rebelle; révolté; tapageur
neuroot névropathe; névrosé; névrosée nerveux; personne nerveuse; énervé
neurote névropathe; névrosé; névrosée
zenuwlijder agitateur; chahuteur; malade nerveux; névropathe; névrosé; névrosée; perturbateur; tapageur chichiteux; nerveux; personne nerveuse; tapageur; énervé
zenuwlijdster névropathe; névrosé; névrosée
zenuwpatiënt malade nerveux; névropathe; névrosé; névrosée
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
neurotisch névrosé; névrotique
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
neurotische névrosé; névrotique

Synoniemen voor "névrosé":