Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
montrer:
- tonen; vertonen; tentoonstellen; exposeren; laten zien; laten blijken; getuigen van; presenteren; aanduiden; indiceren; aangeven; wijzen; iets aanwijzen; voorleggen; offreren; aanbieden; attenderen; aantonen; bewijzen; staven; verschijnen; voordoen; voor de dag komen; aan het licht komen; voor ogen brengen; publiceren; uitbrengen; openbaren; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; voordedaghalen; tevoorschijn brengen; wijzen naar; demonstreren; aanschouwelijk maken; veraanschouwelijken; ophoesten; voor de dag komen met
-
Wiktionary:
- montrer → laten zien, tentoonspreiden, tonen, vertonen, wijzen, uitwijzen
- montrer → aantonen, vertonen, bewijzen, tonen, zien, tentoonstellen
Frans
Uitgebreide vertaling voor montrer (Frans) in het Nederlands
montrer:
montrer werkwoord (montre, montres, montrons, montrez, montrent, montrais, montrait, montrions, montriez, montraient, montrai, montras, montra, montrâmes, montrâtes, montrèrent, montrerai, montreras, montrera, montrerons, montrerez, montreront)
-
montrer (exposer; présenter; faire étalage de; étaler; faire voir; exhiber)
tonen; vertonen; tentoonstellen; exposeren-
tentoonstellen werkwoord (stel tentoon, stelt tentoon, stelde tentoon, stelden tentoon, tentoongesteld)
-
montrer (démontrer; manifester)
-
montrer (présenter; faire voir; exposer; offrir)
-
montrer (indiquer quelquechose; désigner; signaler)
-
montrer (présenter; exposer; faire voir; proposer)
-
montrer (attirer l'attention sur; indiquer; signaler; appeler l'attention sur)
-
montrer (prouver; démontrer; mettre en evidence; confirmer; faire ses preuves; justifier; vérifier; attester; manifester; faire voir; établir l'existence de)
-
montrer (paraître; apparaître)
verschijnen; voordoen; voor de dag komen; aan het licht komen-
voor de dag komen werkwoord
-
aan het licht komen werkwoord
-
montrer (exposer; révéler; présenter; étaler; exhiber; manifester; faire étalage de)
vertonen; tonen; exposeren; tentoonstellen; voor ogen brengen-
tentoonstellen werkwoord (stel tentoon, stelt tentoon, stelde tentoon, stelden tentoon, tentoongesteld)
-
voor ogen brengen werkwoord
-
montrer (publier; émettre; annoncer; divulguer; rendre public; proclamer; communiquer)
-
montrer (sortir pour montrer; mettre au jour)
laten zien; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; voordedaghalen-
tevoorschijnhalen werkwoord (haal tevoorschijn, haalt tevoorschijn, haalde tevoorschijn, haalden tevoorschijn, tevoorschijngehaald)
-
tevoorschijntoveren werkwoord (tover tevoorschijn, tovert tevoorschijn, toverde tevoorschijn, toverden tevoorschijn, tevoorschijn getoverd)
-
voordedaghalen werkwoord
-
montrer
-
montrer (indiquer)
wijzen naar-
wijzen naar werkwoord
-
-
montrer (rendre plus concret; démontrer; faire la démonstration de; illustrer)
demonstreren; aanschouwelijk maken; veraanschouwelijken-
aanschouwelijk maken werkwoord (maak aanschouwelijk, maakt aanschouwelijk, maakte aanschouwelijk, maakten aanschouwelijk, aanschouwelijk gemaakt)
-
veraanschouwelijken werkwoord (veraanschouwelijk, veraanschouwelijkt, veraanschouwelijkte, veraanschouwelijkten, veraanschouwelijkt)
-
montrer (avancer une proposition; lancer; produire)
Conjugations for montrer:
Présent
- montre
- montres
- montre
- montrons
- montrez
- montrent
imparfait
- montrais
- montrais
- montrait
- montrions
- montriez
- montraient
passé simple
- montrai
- montras
- montra
- montrâmes
- montrâtes
- montrèrent
futur simple
- montrerai
- montreras
- montrera
- montrerons
- montrerez
- montreront
subjonctif présent
- que je montre
- que tu montres
- qu'il montre
- que nous montrions
- que vous montriez
- qu'ils montrent
conditionnel présent
- montrerais
- montrerais
- montrerait
- montrerions
- montreriez
- montreraient
passé composé
- ai montré
- as montré
- a montré
- avons montré
- avez montré
- ont montré
divers
- montre!
- montrez!
- montrons!
- montré
- montrant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor montrer:
Synoniemen voor "montrer":
Wiktionary: montrer
montrer
Cross Translation:
verb
montrer
-
faire voir ; exposer aux regards.
- montrer → laten zien; tentoonspreiden; tonen; vertonen; wijzen; uitwijzen
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• montrer | → aantonen; vertonen; bewijzen | ↔ evince — show or demonstrate clearly |
• montrer | → tonen; zien; vertonen | ↔ show — display |
• montrer | → tentoonstellen | ↔ show up — to expose |
• montrer | → tonen | ↔ zeigen — di(transitiv): jemanden etwas sehen lassen |