Mollesse in het Nederlands vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

mollesse:
- zwakte; zwakheid; sulligheid; laksheid; krachteloosheid; slapte; weekheid; zachtheid; slapheid; slapping; weekte

Frans

Uitgebreide vertaling voor mollesse (Frans) in het Nederlands

la mollesse (faiblesse)
de zwakte; de zwakheid; de sulligheid; de laksheid; de krachteloosheid; de slapte; de weekheid; de zachtheid; de slapheid
- zwakte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- zwakheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- sulligheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- laksheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- krachteloosheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- slapte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- weekheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- zachtheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- slapheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la mollesse (douceur)
de zachtheid; de weekheid
- zachtheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- weekheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la mollesse (faiblesse; défaillance; défaut; impuissance)
de zwakheid; de krachteloosheid; de slapte
- zwakheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- krachteloosheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- slapte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la mollesse
slapping
- slapping [znw.] zelfstandig naamwoord
la mollesse (faiblesse; baisse; malaise; relâchement)
de slapte; weekte
- slapte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- weekte [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
krachteloosheid	défaillance; défaut; faiblesse; impuissance; mollesse	défaillance; faiblesse; impuissance
laksheid	faiblesse; mollesse	indifférence; indolence
slapheid	faiblesse; mollesse	apathie; caractère terne; faiblesse; lourdeur; malaise; manque d'énergie; paresse; époque de crise
slapping	mollesse
slapte	baisse; défaillance; défaut; faiblesse; impuissance; malaise; mollesse; relâchement	apathie; indolence; inertie; lenteur; lourdeur; léthargie; malaise; narcolepsie; paresse; époque de crise
sulligheid	faiblesse; mollesse
weekheid	douceur; faiblesse; mollesse
weekte	baisse; faiblesse; malaise; mollesse; relâchement
zachtheid	douceur; faiblesse; mollesse	douceur; passion; tendresse
zwakheid	défaillance; défaut; faiblesse; impuissance; mollesse	défaut; déficit; faiblesse; fragilité; impuissance; lacune; manque; point faible; précarité; sensibilité
zwakte	faiblesse; mollesse	faiblesse; point faible; sensibilité