Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal modestie

Vertaal modestie van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. modestie:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor modestie (Frans) in het Nederlands

modestie:

modestie [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la modestie (simplicité; sobriété; retenue; frugalité)
    de pretentieloosheid; de bescheidenheid
  2. la modestie (caractère immaculé; propreté; chasteté; )
    de kuisheid; de reinheid; onschuldigheid; de zedigheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid
  3. la modestie (vertu; honneur; sagesse; )
    de deugdzaamheid; de degelijkheid; de eerbaarheid; de deugdelijkheid
  4. la modestie (modération; réserve)
    de gematigdheid; de matigheid; de stemmigheid; de ingetogenheid
  5. la modestie (retenue; réserve)
    de ingetogenheid; de zedigheid
  6. la modestie (frugalité; mesquinerie; pénurie; )
    de karigheid; de schraalheid; de poverheid; de schamelheid; de armzaligheid
  7. la modestie (frugalité; simplicité; pénurie; )
    de soberheid; de eenvoud; de simpelheid
  8. la modestie (complaisance; obligeance; modicité; )
    de voorkomendheid; gedienstige handeling; de dienst; de gedienstigheid

Vertaal Matrix voor modestie:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
armzaligheid frugalité; humilité; infortune; mesquinerie; misère; modestie; parcimonie; pauvreté; pénurie
bescheidenheid discrétion; frugalité; modestie; retenue; simplicité; sobriété docilité; humilité
degelijkheid chasteté; droiture; fiabilité; honneur; honnêteté; honorabilité; légitimité; modestie; pudeur; pudicité; qualités solides; sagesse; solidité; validité; vertu bonne qualité; durabilité; fermeté; fiabilité; solidité; stabilité
deugdelijkheid chasteté; droiture; fiabilité; honneur; honnêteté; honorabilité; légitimité; modestie; pudeur; pudicité; qualités solides; sagesse; solidité; validité; vertu bonne qualité; durabilité; fermeté; fiabilité; solidité; stabilité
deugdzaamheid chasteté; droiture; fiabilité; honneur; honnêteté; honorabilité; légitimité; modestie; pudeur; pudicité; qualités solides; sagesse; solidité; validité; vertu
dienst bienveillance; complaisance; discrétion; humilité; modestie; modicité; obligeance; prévenance; retenue; serviabilité faveur; grâce; institution; messe; office divin; service; service militaire
eenvoud dépouilement; frugalité; modestie; modération; pauvreté; pénurie; simplicité; sobriété naturel; simplicité
eerbaarheid chasteté; droiture; fiabilité; honneur; honnêteté; honorabilité; légitimité; modestie; pudeur; pudicité; qualités solides; sagesse; solidité; validité; vertu bienséance; convenance; distinction; décence; honneur; propreté; respectabilité
gedienstige handeling bienveillance; complaisance; discrétion; humilité; modestie; modicité; obligeance; prévenance; retenue; serviabilité
gedienstigheid bienveillance; complaisance; discrétion; humilité; modestie; modicité; obligeance; prévenance; retenue; serviabilité obligeance; serviabilité
gematigdheid modestie; modération; réserve
ingetogenheid modestie; modération; retenue; réserve
karigheid frugalité; humilité; infortune; mesquinerie; misère; modestie; parcimonie; pauvreté; pénurie
kuisheid caractère immaculé; chasteté; modestie; netteté; propreté; pureté; retenue; retraite
matigheid modestie; modération; réserve
onbevlektheid caractère immaculé; chasteté; modestie; netteté; propreté; pureté; retenue; retraite
onbezoedeldheid caractère immaculé; chasteté; modestie; netteté; propreté; pureté; retenue; retraite
onschuldigheid caractère immaculé; chasteté; modestie; netteté; propreté; pureté; retenue; retraite
poverheid frugalité; humilité; infortune; mesquinerie; misère; modestie; parcimonie; pauvreté; pénurie
pretentieloosheid discrétion; frugalité; modestie; retenue; simplicité; sobriété
reinheid caractère immaculé; chasteté; modestie; netteté; propreté; pureté; retenue; retraite blancheur immaculée; pureté
schamelheid frugalité; humilité; infortune; mesquinerie; misère; modestie; parcimonie; pauvreté; pénurie
schraalheid frugalité; humilité; infortune; mesquinerie; misère; modestie; parcimonie; pauvreté; pénurie aridité; maigreur; pauvreté; rudesse; rugosité; stérilité; sécheresse
simpelheid dépouilement; frugalité; modestie; modération; pauvreté; pénurie; simplicité; sobriété candeur; fait d'être bonasse; ignorance; ingénuité; innocence; naïveté; niaiserie; simplicité
soberheid dépouilement; frugalité; modestie; modération; pauvreté; pénurie; simplicité; sobriété
stemmigheid modestie; modération; réserve
voorkomendheid bienveillance; complaisance; discrétion; humilité; modestie; modicité; obligeance; prévenance; retenue; serviabilité
zedigheid caractère immaculé; chasteté; modestie; netteté; propreté; pureté; retenue; retraite; réserve

Synoniemen voor "modestie":


Wiktionary: modestie

modestie
Cross Translation:
FromToVia
• modestie → bescheidenheid ↔ modesty — the quality of being modest
• modestie → bescheidenheid ↔ Bescheidenheit — unaufdringliche Zurückhaltung

Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1064 seconde
Page rendered in 1.0 seconds