Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. ministre:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor ministre (Frans) in het Nederlands

ministre:

ministre [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le ministre
    de minister
    • minister [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. le ministre (pasteur; prédicant; révérend)
    de dominee; de prediker; de predikant; de voorganger
    • dominee [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • prediker [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • predikant [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • voorganger [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor ministre:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dominee ministre; pasteur; prédicant; révérend
minister ministre
predikant ministre; pasteur; prédicant; révérend pasteur; prédicateur; prêtre; révérend
prediker ministre; pasteur; prédicant; révérend
voorganger ministre; pasteur; prédicant; révérend prédécesseur

Synoniemen voor "ministre":


Wiktionary: ministre

ministre
noun
  1. Membre d’un gouvernement
ministre
noun
  1. een persoon die deelneemt aan de regering van een land

Cross Translation:
FromToVia
ministre minister minister — politician who heads a ministry

Verwante vertalingen van ministre