Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal maquille

Vertaal maquille van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. maquiller:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor maquille (Frans) in het Nederlands

maquiller:

maquiller werkwoord (maquille, maquilles, maquillons, maquillez, )

  1. maquiller (embellir; mettre en page; parer; )
    opsmukken; opmaken; make-up aanbrengen; optutten
    • opsmukken werkwoord (smuk op, smukt op, smukte op, smukten op, opgesmukt)
    • opmaken werkwoord (maak op, maakt op, maakte op, maakten op, opgemaakt)
    • make-up aanbrengen werkwoord
    • optutten werkwoord (tut op, tutte op, tutten op, opgetut)
  2. maquiller
    schminken
    • schminken werkwoord (schmink, schminkt, schminkte, schminkten, geschminkt)
  3. maquiller (parer; embellir; rafraîchir; )
    verfraaien; opsmukken; zich mooi maken; verluchten; optuigen; opsieren; opschikken; tooien
    • verfraaien werkwoord (verfraai, verfraait, verfraaide, verfraaiden, verfraaid)
    • opsmukken werkwoord (smuk op, smukt op, smukte op, smukten op, opgesmukt)
    • zich mooi maken werkwoord
    • verluchten werkwoord (verlucht, verluchtte, verluchtten, verlucht)
    • optuigen werkwoord (tuig op, tuigt op, tuigde op, tuigden op, opgetuigd)
    • opsieren werkwoord (sier op, siert op, sierde op, sierden op, opgesierd)
    • opschikken werkwoord (schik op, schikt op, schikte op, schikten op, opgeschikt)
    • tooien werkwoord (tooi, tooit, tooide, tooiden, getooid)
  4. maquiller (se maquiller)
    opmaken; make-up opdoen
    • opmaken werkwoord (maak op, maakt op, maakte op, maakten op, opgemaakt)
    • make-up opdoen werkwoord (doe make-up op, doet make-up op, deed make-up op, deden make-up op, make-up opgedaan)

Conjugations for maquiller:

Présent
  1. maquille
  2. maquilles
  3. maquille
  4. maquillons
  5. maquillez
  6. maquillent
imparfait
  1. maquillais
  2. maquillais
  3. maquillait
  4. maquillions
  5. maquilliez
  6. maquillaient
passé simple
  1. maquillai
  2. maquillas
  3. maquilla
  4. maquillâmes
  5. maquillâtes
  6. maquillèrent
futur simple
  1. maquillerai
  2. maquilleras
  3. maquillera
  4. maquillerons
  5. maquillerez
  6. maquilleront
subjonctif présent
  1. que je maquille
  2. que tu maquilles
  3. qu'il maquille
  4. que nous maquillions
  5. que vous maquilliez
  6. qu'ils maquillent
conditionnel présent
  1. maquillerais
  2. maquillerais
  3. maquillerait
  4. maquillerions
  5. maquilleriez
  6. maquilleraient
passé composé
  1. ai maquillé
  2. as maquillé
  3. a maquillé
  4. avons maquillé
  5. avez maquillé
  6. ont maquillé
divers
  1. maquille!
  2. maquillez!
  3. maquillons!
  5. maquillé
  6. maquillant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor maquiller:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opmaken edition; mise en page; rédaction
opschikken enjoliver
opsieren décoration; embellissement; enjolivement; enjoliver; ornementation
opsmukken décoration; embellissement; enjolivement; ornementation
optuigen décoration; embellissement
tooien embellissement; ornement
zich mooi maken décoration; enjolivement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
make-up aanbrengen décorer; embellir; farder; garnir; maquiller; mettre en page; orner; parer
make-up opdoen maquiller; se maquiller
opmaken décorer; embellir; farder; garnir; maquiller; mettre en page; orner; parer; se maquiller brûler; claquer son argent; consommer; consumer; digérer; dépenser; dépenser follement; finir; flamber; garnir; garnir des plats; gaspiller; manger; s'apprêter pour; se consumer; se corroder; se préparer; user; utiliser; vider; épuiser
opschikken décorer; embellir; farder; garnir; maquiller; orner; parer; rafraîchir
opsieren décorer; embellir; farder; garnir; maquiller; orner; parer; rafraîchir s'embellir; se décorer; se faire beau; se farder; se maquiller; se parer
opsmukken décorer; embellir; farder; garnir; maquiller; mettre en page; orner; parer; rafraîchir garnir; garnir des plats; s'embellir; se décorer; se faire beau; se farder; se maquiller; se parer
optuigen décorer; embellir; farder; garnir; maquiller; orner; parer; rafraîchir
optutten décorer; embellir; farder; garnir; maquiller; mettre en page; orner; parer se bichonner; se pomponner
schminken maquiller
tooien décorer; embellir; farder; garnir; maquiller; orner; parer; rafraîchir s'embellir; se décorer; se faire beau; se farder; se maquiller; se parer
verfraaien décorer; embellir; farder; garnir; maquiller; orner; parer; rafraîchir
verluchten décorer; embellir; farder; garnir; maquiller; orner; parer; rafraîchir
zich mooi maken décorer; embellir; farder; garnir; maquiller; orner; parer; rafraîchir s'embellir; se décorer; se faire beau; se farder; se maquiller; se parer

Synoniemen voor "maquiller":


Wiktionary: maquiller

maquiller
verb
  1. Farder, recouvrir de fard.

Verwante vertalingen van maquille







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0276 seconde
Page rendered in 1.0 seconds