Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. maigreur:


Frans

Uitgebreide vertaling voor maigreur (Frans) in het Nederlands

maigreur:

maigreur [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la maigreur (minceur)
    de magerheid; de magerte; dun zijn
    • magerheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • magerte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • dun zijn [znw.] zelfstandig naamwoord
  2. la maigreur (sveltesse; minceur)
    de slankheid; de rankheid
    • slankheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • rankheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  3. la maigreur (rudesse; pauvreté; rugosité)
    de magerte; de magerheid; de schraalheid
  4. la maigreur (pauvreté; misère; frugalité)
    de magerheid; ielheid
    • magerheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • ielheid [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor maigreur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dun zijn maigreur; minceur
ielheid frugalité; maigreur; misère; pauvreté
magerheid frugalité; maigreur; minceur; misère; pauvreté; rudesse; rugosité
magerte maigreur; minceur; pauvreté; rudesse; rugosité
rankheid maigreur; minceur; sveltesse
schraalheid maigreur; pauvreté; rudesse; rugosité aridité; frugalité; humilité; infortune; mesquinerie; misère; modestie; parcimonie; pauvreté; pénurie; stérilité; sécheresse
slankheid maigreur; minceur; sveltesse

Synoniemen voor "maigreur":