Lueur in het Nederlands vertaald uit het Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

lueur:
- schijn; gloed; glans; schijnsel; straling; glimp; vleugje; vleug; deemstering; halfdonker; schemering; schemeren; schemerdonker; schemerlicht; schemer; luister; schitteren; vonkje; sprankeltje; signaalvlam; schittering; flakkering; geflikker; flikkering
Wiktionary:
- lueur → schijnsel, vleugje
- lueur → schijn

Frans

Uitgebreide vertaling voor lueur (Frans) in het Nederlands

lueur:

lueur [la ~] zelfstandig naamwoord

la lueur (lustre)
de schijn; de gloed; de glans; het schijnsel; de straling
- schijn [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- gloed [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- glans [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- schijnsel [het ~] zelfstandig naamwoord
- straling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la lueur (ombre; étincelle; trace; pointe; bouffée; soupçon)
de glimp; het vleugje
- glimp [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- vleugje [het ~] zelfstandig naamwoord
la lueur (petit trait; ombre)
de vleug
- vleug [de ~] zelfstandig naamwoord
la lueur (crépuscule; aube; moment crépusculaire; pénombre; demi-obscurité; lumière crépusculaire; demi-jour)
de deemstering; het halfdonker; de schemering; schemeren; het schemerdonker; het schemerlicht; de schemer
- deemstering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- halfdonker [het ~] zelfstandig naamwoord
- schemering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- schemeren [znw.] zelfstandig naamwoord
- schemerdonker [het ~] zelfstandig naamwoord
- schemerlicht [het ~] zelfstandig naamwoord
- schemer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la lueur (éclat; lustre; étincellement; scintillement)
de luister; schitteren; de glans
- luister [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- schitteren [znw.] zelfstandig naamwoord
- glans [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la lueur (étincelle; rayon)
het vonkje; het sprankeltje
- vonkje [het ~] zelfstandig naamwoord
- sprankeltje [het ~] zelfstandig naamwoord
la lueur
signaalvlam
- signaalvlam [znw.] zelfstandig naamwoord
la lueur (étincellement; reflet; flash; éclat; éclair; scintillement; lueur scintillante; signal lumineux)
de schittering; de schijn; de flakkering; het geflikker; de flikkering
- schittering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- schijn [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- flakkering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- geflikker [het ~] zelfstandig naamwoord
- flikkering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor lueur:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
deemstering	aube; crépuscule; demi-jour; demi-obscurité; lueur; lumière crépusculaire; moment crépusculaire; pénombre	noir; nuit; obscurité; ombre; ténèbres
flakkering	flash; lueur; lueur scintillante; reflet; scintillement; signal lumineux; éclair; éclat; étincellement
flikkering	flash; lueur; lueur scintillante; reflet; scintillement; signal lumineux; éclair; éclat; étincellement
geflikker	flash; lueur; lueur scintillante; reflet; scintillement; signal lumineux; éclair; éclat; étincellement
glans	lueur; lustre; scintillement; éclat; étincellement	apparat; couche brillante; faste; lustre; magnificence; pompe; reflets; rougeoiement; splendeur
glimp	bouffée; lueur; ombre; pointe; soupçon; trace; étincelle
gloed	lueur; lustre	ardeur; chaleur; ferveur; feu; fougue; passion; pulsion sexuelle; reflets; rougeoiement; éclat; éclat extérieur
halfdonker	aube; crépuscule; demi-jour; demi-obscurité; lueur; lumière crépusculaire; moment crépusculaire; pénombre
luister	lueur; lustre; scintillement; éclat; étincellement	apparat; faste; lustre; magnificence; pompe; splendeur
schemer	aube; crépuscule; demi-jour; demi-obscurité; lueur; lumière crépusculaire; moment crépusculaire; pénombre
schemerdonker	aube; crépuscule; demi-jour; demi-obscurité; lueur; lumière crépusculaire; moment crépusculaire; pénombre
schemeren	aube; crépuscule; demi-jour; demi-obscurité; lueur; lumière crépusculaire; moment crépusculaire; pénombre
schemering	aube; crépuscule; demi-jour; demi-obscurité; lueur; lumière crépusculaire; moment crépusculaire; pénombre
schemerlicht	aube; crépuscule; demi-jour; demi-obscurité; lueur; lumière crépusculaire; moment crépusculaire; pénombre
schijn	flash; lueur; lueur scintillante; lustre; reflet; scintillement; signal lumineux; éclair; éclat; étincellement	apparence; camouflage; changement d'habits; couverture; devanture; déguisement; façade; illusion; leurre; manteau; mascarade; masque; pignon; semblant; travestissement; trompe-l'oeil
schijnsel	lueur; lustre
schitteren	lueur; lustre; scintillement; éclat; étincellement
schittering	flash; lueur; lueur scintillante; reflet; scintillement; signal lumineux; éclair; éclat; étincellement	gloire; honneur; scintillement; splendeur; étincellement
signaalvlam	lueur
sprankeltje	lueur; rayon; étincelle
straling	lueur; lustre	irradiation; radiation; rayon; rayonnement
vleug	lueur; ombre; petit trait
vleugje	bouffée; lueur; ombre; pointe; soupçon; trace; étincelle	petit peu; rien
vonkje	lueur; rayon; étincelle
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
schemeren		commencer à se faire nuit
schitteren		briller; exceller; luire; rayonner; reluire; resplendir; scintiller; étinceler

Synoniemen voor "lueur":

clarté; lumière; embrasement; éclat; illumination; nitescence; rayon; réverbération; transparence; aurore; aube; halo; diffraction; éclair; fulguration; foudre; flamme; fulgurance; brillance; scintillement; étincelle; luisance; phosphorescence; feu; éclairage

Wiktionary: lueur

lueur

noun

lumière faible ou affaiblir.
- lueur → schijnsel
Légère apparence
- lueur → vleugje

Cross Translation:

From	To	Via
• lueur	→ schijn	↔ Schein — Plural selten: Schimmer, schwaches Leuchten

Verwante vertalingen van lueur

Remove Ads

Vertaal lueur van Frans naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor lueur (Frans) in het Nederlands

lueur:

lueur [la ~] zelfstandig naamwoord

la lueur (lustre)

la lueur (ombre; étincelle; trace; pointe; bouffée; soupçon)

la lueur (petit trait; ombre)

la lueur (crépuscule; aube; moment crépusculaire; pénombre; demi-obscurité; lumière crépusculaire; demi-jour)

la lueur (éclat; lustre; étincellement; scintillement)

la lueur (étincelle; rayon)

la lueur

la lueur (étincellement; reflet; flash; éclat; éclair; scintillement; lueur scintillante; signal lumineux)

Vertaal Matrix voor lueur:

Synoniemen voor "lueur":

Wiktionary: lueur

Verwante vertalingen van lueur