Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal leurre

Vertaal leurre van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. leurre:
  2. leurrer:
  3. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor leurre (Frans) in het Nederlands

leurre:

leurre [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le leurre (appât; amorce; pâture)
    de aas; het lokaas; het lokmiddel
    • aas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • lokaas [het ~] zelfstandig naamwoord
    • lokmiddel [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. le leurre (piège)
    de streek; de loer
    • streek [de ~] zelfstandig naamwoord
    • loer [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. le leurre (illusion; apparence; semblant; trompe-l'oeil)
    de schijn; de illusie
    • schijn [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • illusie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  4. le leurre
    de lokstem
    • lokstem [de ~] zelfstandig naamwoord
  5. le leurre (illusion; hallucination; mirage; )
    de waanvoorstelling; de illusie; de waan; het waandenkbeeld; het waanbeeld; de waanidee
  6. le leurre (hallucination; idée; vision; )
    de hallucinatie; de zinsbegoocheling
  7. le leurre (devon)
    het kunstaas
    • kunstaas [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor leurre:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aas amorce; appât; leurre; pâture
hallucinatie anamorphose; chimère; hallucination; idée; illusion; imagination; leurre; lubie; vision
illusie apparence; chimère; hallucination; illusion; illusion d'optique; invention; leurre; mirage; semblant; trompe-l'oeil anamorphose; chimère; hallucination; illusion; image onirique; rêve; vision; vision de rêve; vision hallucinatoire
kunstaas devon; leurre
loer leurre; piège
lokaas amorce; appât; leurre; pâture
lokmiddel amorce; appât; leurre; pâture
lokstem leurre
schijn apparence; illusion; leurre; semblant; trompe-l'oeil apparence; camouflage; changement d'habits; couverture; devanture; déguisement; façade; flash; lueur; lueur scintillante; lustre; manteau; mascarade; masque; pignon; reflet; scintillement; signal lumineux; travestissement; éclair; éclat; étincellement
streek leurre; piège arrondissement; circonscription; contrée; district; domaine; drôlerie; département; niche; province; ruse; région; secteur; section; terrain; territoire; tour; zone
waan chimère; hallucination; illusion; illusion d'optique; invention; leurre; mirage; trompe-l'oeil anamorphose; chimère; hallucination; illusion; rêve; vision de rêve; vision hallucinatoire
waanbeeld chimère; hallucination; illusion; illusion d'optique; invention; leurre; mirage; trompe-l'oeil
waandenkbeeld chimère; hallucination; illusion; illusion d'optique; invention; leurre; mirage; trompe-l'oeil
waanidee chimère; hallucination; illusion; illusion d'optique; invention; leurre; mirage; trompe-l'oeil
waanvoorstelling chimère; hallucination; illusion; illusion d'optique; invention; leurre; mirage; trompe-l'oeil
zinsbegoocheling anamorphose; chimère; hallucination; idée; illusion; imagination; leurre; lubie; vision hallucination; illusion; illusion d'optique; mirage; trompe-l'oeil

Synoniemen voor "leurre":


Wiktionary: leurre

Cross Translation:
FromToVia
• leurre → lokvogel; afleiding ↔ decoy — person or object meant to lure something to danger
• leurre → afleiding ↔ decoy — animal used by hunters to lure game
• leurre → vals spoor; afleidingsmanoeuvre ↔ red herring — misleading clue

leurrer:

leurrer werkwoord (leurre, leurres, leurrons, leurrez, )

  1. leurrer (tricher; tromper; tondre; )
    afzetten
    • afzetten werkwoord (zet af, zette af, zetten af, afgezet)
  2. leurrer (couillonner; escroquer; tromper; )
    verneuken
    • verneuken werkwoord (verneuk, verneukt, verneukte, verneukten, verneukt)

Conjugations for leurrer:

Présent
  1. leurre
  2. leurres
  3. leurre
  4. leurrons
  5. leurrez
  6. leurrent
imparfait
  1. leurrais
  2. leurrais
  3. leurrait
  4. leurrions
  5. leurriez
  6. leurraient
passé simple
  1. leurrai
  2. leurras
  3. leurra
  4. leurrâmes
  5. leurrâtes
  6. leurrèrent
futur simple
  1. leurrerai
  2. leurreras
  3. leurrera
  4. leurrerons
  5. leurrerez
  6. leurreront
subjonctif présent
  1. que je leurre
  2. que tu leurres
  3. qu'il leurre
  4. que nous leurrions
  5. que vous leurriez
  6. qu'ils leurrent
conditionnel présent
  1. leurrerais
  2. leurrerais
  3. leurrerait
  4. leurrerions
  5. leurreriez
  6. leurreraient
passé composé
  1. ai leurré
  2. as leurré
  3. a leurré
  4. avons leurré
  5. avez leurré
  6. ont leurré
divers
  1. leurre!
  2. leurrez!
  3. leurrons!
  5. leurré
  6. leurrant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor leurrer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afzetten amputer; repriser
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afzetten berner; couillonner; duper; escroquer; leurrer; rouler; tondre; tricher; tromper amputer; arrêter; avoir; barrer; berner; border; borner; clôturer; contourner; couper; descendre; duper; débrancher; débrayer; décevoir; déconnecter; déposer quelque part; encadrer; enjôler; entourer; escroquer; faire descendre; faire le charlatan; fermer; flouer; jalonner; laisser quelque part; marquer; mettre dedans; mettre hors de circuit; piqueter; préciser; rouler; soutirer; stopper; tracer; tromper; écorcher; étriller; être dupé; être trompé
verneuken couillonner; duper; escroquer; leurrer; rouler; tricher; tromper

Synoniemen voor "leurrer":


Wiktionary: leurrer

Cross Translation:
FromToVia
• leurrer → misleiden; bedriegen ↔ deceive — trick or mislead







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0800 seconde
Page rendered in 1.0 seconds