Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. lessive:
  2. lessiver:
  3. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor lessive (Frans) in het Nederlands

lessive:

lessive [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la lessive (blanchisserie; linge)
    het wasgoed; de was
    • wasgoed [het ~] zelfstandig naamwoord
    • was [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. la lessive (lessive en poudre; savon en poudre)
    het wasmiddel; de waspoeder; de zeeppoeder

Vertaal Matrix voor lessive:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
was blanchisserie; lessive; linge
wasgoed blanchisserie; lessive; linge babioles; choses; habits; linge; vêtements
wasmiddel lessive; lessive en poudre; savon en poudre
waspoeder lessive; lessive en poudre; savon en poudre
zeeppoeder lessive; lessive en poudre; savon en poudre

Synoniemen voor "lessive":


Wiktionary: lessive

lessive
noun
  1. Eau chaude que l’on verse sur du linge à blanchir
lessive
noun
  1. een alkalische substantie
  2. een middel om de was te reinigen

Cross Translation:
FromToVia
lessive was; wasgoed laundry — that which needs to be laundered

lessive vorm van lessiver:

lessiver werkwoord (lessive, lessives, lessivons, lessivez, )

  1. lessiver
    logen
    • logen werkwoord (loog, loogt, loogde, loogden, geloogd)
  2. lessiver (passer un interrogatoire; interroger; scier; questionner; interpeller)
    doorvragen; uitvragen; doorzagen
    • doorvragen werkwoord
    • uitvragen werkwoord (vraag uit, vraagt uit, vraagde uit, vraagden uit, uitgevraagd)
    • doorzagen werkwoord (doorzaag, doorzaagt, doorzaagde, doorzaagden, doorzaagd)

Conjugations for lessiver:

Présent
  1. lessive
  2. lessives
  3. lessive
  4. lessivons
  5. lessivez
  6. lessivent
imparfait
  1. lessivais
  2. lessivais
  3. lessivait
  4. lessivions
  5. lessiviez
  6. lessivaient
passé simple
  1. lessivai
  2. lessivas
  3. lessiva
  4. lessivâmes
  5. lessivâtes
  6. lessivèrent
futur simple
  1. lessiverai
  2. lessiveras
  3. lessivera
  4. lessiverons
  5. lessiverez
  6. lessiveront
subjonctif présent
  1. que je lessive
  2. que tu lessives
  3. qu'il lessive
  4. que nous lessivions
  5. que vous lessiviez
  6. qu'ils lessivent
conditionnel présent
  1. lessiverais
  2. lessiverais
  3. lessiverait
  4. lessiverions
  5. lessiveriez
  6. lessiveraient
passé composé
  1. ai lessivé
  2. as lessivé
  3. a lessivé
  4. avons lessivé
  5. avez lessivé
  6. ont lessivé
divers
  1. lessive!
  2. lessivez!
  3. lessivons!
  4. lessivé
  5. lessivant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor lessiver:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doorvragen interpeller; interroger; lessiver; passer un interrogatoire; questionner; scier
doorzagen interpeller; interroger; lessiver; passer un interrogatoire; questionner; scier
logen lessiver
uitvragen interpeller; interroger; lessiver; passer un interrogatoire; questionner; scier interroger; questionner

Synoniemen voor "lessiver":


Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van lessive