Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
lancer:
- uitgeven; op de markt brengen; lanceren; starten; beginnen; aanvangen; van start gaan; voorstellen; introduceren; kennis laten maken; bouwen; opbouwen; uitbrengen; aanbreken; een begin nemen; stellen; poneren; naar voren brengen; opperen; regelen; arrangeren; iets op touw zetten; oplaten; laten opstijgen; afwerpen; afsmijten; ter sprake brengen; aansnijden; entameren; openen; opwerpen; gesprek aanknopen; te berde brengen; aankaarten; aanknopen; ingooien; keilen; neergooien; naar beneden gooien; op de grond gooien; opgooien; omhooggooien; inluiden; smijten; kogelen; suggereren; neerwerpen; omlaag werpen; naar beneden werpen; ophoesten; voor de dag komen met; omhoogwerpen; aanvoeren
- opwerpen; omhoog werpen
- Wiktionary:
Frans
Uitgebreide vertaling voor lancent (Frans) in het Nederlands
lancent vorm van lancer:
lancer werkwoord (lance, lances, lançons, lancez, lancent, lançais, lançait, lancions, lanciez, lançaient, lançai, lanças, lança, lançâmes, lançâtes, lancèrent, lancerai, lanceras, lancera, lancerons, lancerez, lanceront)
-
lancer (publier)
-
lancer (commencer; commencer à; démarrer; mettre en marche; prendre; faire; débuter; entamer; envoyer; partir; entrer en vigueur; donner le signal du départ pour; engager; entreprendre; ouvrir; se mettre en mouvement; amorcer; toucher; activer; s'activer)
-
lancer (introduire; envoyer; commencer à; amorcer; donner le signal du départ pour; activer)
-
lancer (construire; fonder; bâtir; édifier; ériger)
-
lancer (publier; éditer)
-
lancer (débuter; ouvrir; commencer; partir; démarrer; entreprendre; se mettre en mouvement; entamer; étrenner; mettre en marche; entrer en vigueur; s'activer; s'y mettre)
-
lancer (émettre l'opinion; proposer; postuler; se présenter comme postulant; entamer; avancer; soulever; présupposer)
stellen; poneren; naar voren brengen; opperen-
naar voren brengen werkwoord (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
-
lancer (aménager; arranger; organiser; ériger; commencer; créer; construire; édifier; fonder; dresser)
-
lancer (laisser décoller)
-
lancer (jeter à terre)
-
lancer (entamer la conversation; ouvrir; entamer; aborder; avancer; démarrer; inaugurer; proposer; mettre sur la table; mettre en marche; mettre sur le tapis)
ter sprake brengen; aansnijden; starten; entameren; openen; opwerpen; gesprek aanknopen; te berde brengen; aankaarten; aanknopen-
ter sprake brengen werkwoord (breng ter sprake, brengt ter sprake, bracht ter sprake, brachten ter sprake, tersprake gebracht)
-
entameren werkwoord
-
gesprek aanknopen werkwoord
-
te berde brengen werkwoord (breng te berde, brengt te berde, bracht te berde, brachten te berde, bracht te berde)
-
-
lancer (jeter dans)
-
lancer (flanquer)
-
lancer (jeter par terre; jeter; ficher; flanquer)
neergooien; naar beneden gooien; op de grond gooien-
naar beneden gooien werkwoord
-
op de grond gooien werkwoord
-
lancer (jeter en l'air; lancer en l'air)
-
lancer (inaugurer; démarrer; commencer; annoncrer; mettre en marche)
-
lancer (jeter)
-
lancer (jeter)
-
lancer (suggérer; proposer; entamer; avancer; soulever)
suggereren; naar voren brengen; opperen-
naar voren brengen werkwoord (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)
-
lancer (jeter en bas; jeter; flanquer par terre)
neerwerpen; omlaag werpen; naar beneden werpen-
omlaag werpen werkwoord
-
naar beneden werpen werkwoord
-
lancer (avancer une proposition; montrer; produire)
-
lancer
-
lancer (proposer; avancer)
opperen; poneren; aanvoeren; te berde brengen-
te berde brengen werkwoord (breng te berde, brengt te berde, bracht te berde, brachten te berde, bracht te berde)
Conjugations for lancer:
Présent
- lance
- lances
- lance
- lançons
- lancez
- lancent
imparfait
- lançais
- lançais
- lançait
- lancions
- lanciez
- lançaient
passé simple
- lançai
- lanças
- lança
- lançâmes
- lançâtes
- lancèrent
futur simple
- lancerai
- lanceras
- lancera
- lancerons
- lancerez
- lanceront
subjonctif présent
- que je lance
- que tu lances
- qu'il lance
- que nous lancions
- que vous lanciez
- qu'ils lancent
conditionnel présent
- lancerais
- lancerais
- lancerait
- lancerions
- lanceriez
- lanceraient
passé composé
- ai lancé
- as lancé
- a lancé
- avons lancé
- avez lancé
- ont lancé
divers
- lance!
- lancez!
- lançons!
- lancé
- lançant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
-
le lancer (jeter en l'air)
Vertaal Matrix voor lancer:
Synoniemen voor "lancer":
Wiktionary: lancer
lancer
Cross Translation:
verb
lancer
-
jeter en avant avec force, avec raideur, pour atteindre au loin.
- lancer → lanceren; ontketenen; uitschrijven; van stapel laten lopen
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lancer | → uitgooien | ↔ cast — to throw a fishing line or net into the water |
• lancer | → werpen; gooien; smijten; lanceren | ↔ launch — throw, hurl, let fly, propel with force |
• lancer | → worp | ↔ pitch — the act of pitching a baseball |
• lancer | → gooien; werpen | ↔ pitch — baseball: to throw the ball toward home plate |
• lancer | → spelen; afspelen | ↔ play — use a device to hear (a recording) |
• lancer | → slingeren; werpen; ophangen | ↔ sling — to throw |
• lancer | → werpen; gooien; smijten | ↔ throw — to cause an object to move rapidly through the air |