Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. invité:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor invité (Frans) in het Nederlands

invité:

invité bijvoeglijk naamwoord

  1. invité
    uitgenodigd

invité [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'invité (visiteur; invitée)
    de gast; de invité; de genodigde
    • gast [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • invité [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • genodigde [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. l'invité (hôte; visiteur)
    de logé; slaapgast; de gast; de slaper; overnachter
    • logé [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • slaapgast [znw.] zelfstandig naamwoord
    • gast [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • slaper [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • overnachter [znw.] zelfstandig naamwoord
  3. l'invité
    de introducé
  4. l'invité
    de gast
    • gast [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

invité

  1. invité

Vertaal Matrix voor invité:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gast hôte; invité; invitée; visiteur familier; gars; habitué; habituée; homme; mec; monsieur; pilier de café; type; visiteur régulier; zèbre
genodigde invité; invitée; visiteur participant
introducé invité
invité invité; invitée; visiteur
logé hôte; invité; visiteur
overnachter hôte; invité; visiteur
slaapgast hôte; invité; visiteur
slaper hôte; invité; visiteur
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
Uitgenodigd invité
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
uitgenodigd invité

Synoniemen voor "invité":


Wiktionary: invité


Cross Translation:
FromToVia
invité gast Gast — Person, die unentgeltlich oder gegen Entgelt beherbergen, bewirten oder befördern wirdWikipedia|Gast
invité bezoeker visitor — sightseer

Verwante vertalingen van invité