Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- inverse:
- inverser:
-
Wiktionary:
- inverse → omgekeerde
- inverse → tegenovergestelde
Frans
Uitgebreide vertaling voor inverse (Frans) in het Nederlands
inverse:
-
inverse (en arrière; rétrograde; en marche arrière; à contresens)
terug; achterwaarts; achteruit; naar achter; rugwaarts; naar achteren-
terug bijwoord
-
achterwaarts bijvoeglijk naamwoord
-
achteruit bijwoord
-
naar achter bijvoeglijk naamwoord
-
rugwaarts bijvoeglijk naamwoord
-
naar achteren bijvoeglijk naamwoord
-
-
inverse (contradictoire; contraire; opposé; incompatible; antagoniste; inconciliable; antinomique)
tegenstrijdig; tegengesteld; onverenigbaar; strijdig; hiertegen; tegen-
tegenstrijdig bijvoeglijk naamwoord
-
tegengesteld bijvoeglijk naamwoord
-
onverenigbaar bijvoeglijk naamwoord
-
strijdig bijvoeglijk naamwoord
-
hiertegen bijwoord
-
tegen bijvoeglijk naamwoord
-
-
inverse (à rebours; contraire; vis-à-vis; en sens inverse; opposé; en revanche; en arrière; en face; de retour; contradictoire; antinomique; de l'autre côté)
tegenovergesteld; tegengesteld; andersom; contrarie; tegendeel; omgekeerd-
tegenovergesteld bijvoeglijk naamwoord
-
tegengesteld bijvoeglijk naamwoord
-
andersom bijwoord
-
contrarie bijvoeglijk naamwoord
-
tegendeel bijvoeglijk naamwoord
-
omgekeerd bijvoeglijk naamwoord
-
-
l'inverse (contrepartie; contraire; opposé)
-
l'inverse (contraire; opposé)
Vertaal Matrix voor inverse:
Synoniemen voor "inverse":
Wiktionary: inverse
inverse
Cross Translation:
noun
-
Mathématiques
- inverse → omgekeerde
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• inverse | → tegenovergestelde | ↔ converse — opposite |
inverser:
inverser werkwoord (inverse, inverses, inversons, inversez, inversent, inversais, inversait, inversions, inversiez, inversaient, inversai, inversas, inversa, inversâmes, inversâtes, inversèrent, inverserai, inverseras, inversera, inverserons, inverserez, inverseront)
-
inverser (commuter)
omschakelen; overschakelen-
overschakelen werkwoord (schakel over, schakelt over, schakelde over, schakelden over, overgeschakeld)
-
inverser (intervertir; tourner; retourner)
-
inverser (faire tourner)
Conjugations for inverser:
Présent
- inverse
- inverses
- inverse
- inversons
- inversez
- inversent
imparfait
- inversais
- inversais
- inversait
- inversions
- inversiez
- inversaient
passé simple
- inversai
- inversas
- inversa
- inversâmes
- inversâtes
- inversèrent
futur simple
- inverserai
- inverseras
- inversera
- inverserons
- inverserez
- inverseront
subjonctif présent
- que j'inverse
- que tu inverses
- qu'il inverse
- que nous inversions
- que vous inversiez
- qu'ils inversent
conditionnel présent
- inverserais
- inverserais
- inverserait
- inverserions
- inverseriez
- inverseraient
passé composé
- ai inversé
- as inversé
- a inversé
- avons inversé
- avez inversé
- ont inversé
divers
- inverse!
- inversez!
- inversons!
- inversé
- inversant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles