Intrigue in het Nederlands vertaald uit het Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

intrigue:
- plot; verwikkeling; intrige; gekonkel; konkelarij; samenzweren; komplotteren
intriguer:
- benieuwen; konkelen; intrigeren; kuipen
Wiktionary:
- intrigue → intrige
- intriguer → intrigeren
- intriguer → ontfutselen, ritselen

Frans

Uitgebreide vertaling voor intrigue (Frans) in het Nederlands

intrigue:

intrigue [la ~] zelfstandig naamwoord

l'intrigue (enchevêtrement; entrelacement)
de plot; de verwikkeling; de intrige
- plot [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- verwikkeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- intrige [de ~] zelfstandig naamwoord
l'intrigue (magouille; intrigues; conspiration)
de intrige; het gekonkel; de konkelarij
- intrige [de ~] zelfstandig naamwoord
- gekonkel [het ~] zelfstandig naamwoord
- konkelarij [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
l'intrigue (conspiration; intrigues)
samenzweren; komplotteren
- samenzweren [znw.] zelfstandig naamwoord
- komplotteren [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor intrigue:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gekonkel	conspiration; intrigue; intrigues; magouille
intrige	conspiration; enchevêtrement; entrelacement; intrigue; intrigues; magouille
komplotteren	conspiration; intrigue; intrigues
konkelarij	conspiration; intrigue; intrigues; magouille
plot	enchevêtrement; entrelacement; intrigue
samenzweren	conspiration; intrigue; intrigues
verwikkeling	enchevêtrement; entrelacement; intrigue
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
samenzweren		comploter; conjurer; conspirer

Synoniemen voor "intrigue":

arrivisme; ambition; carriérisme; brigue; manoeuvre; tractation; complot; attentat; cabale; coalition; conjuration; conspiration; faction; menée; ruse; sédition; trame; machination; connivence; expédient; moyen; ressource; échappatoire; accommodement; envoient; bâclent; aventure; manigance; agissement; embrouille; manège; agissements; magouille; jeu; carrière; micmac; ouvrier; manie; menées; roman; histoire; nouvelle; conte; fable; chronique; invention; Afrique

Wiktionary: intrigue

Cross Translation:

From	To	Via
• intrigue	→ intrige	↔ intrigue — plot or scheme

intrigue vorm van intriguer:

intriguer werkwoord (intrigue, intrigues, intriguons, intriguez, intriguent, intriguais, intriguait, intriguions, intriguiez, intriguaient, intriguai, intriguas, intrigua, intriguâmes, intriguâtes, intriguèrent, intriguerai, intrigueras, intriguera, intriguerons, intriguerez, intrigueront)

intriguer (être curieux)
benieuwen
- benieuwen werkwoord (benieuw, benieuwt, benieuwde, benieuwden, benieuwd)
intriguer (magouiller; grenouiller)
konkelen; intrigeren; kuipen
- konkelen werkwoord (konkel, konkelt, konkelde, konkelden, gekonkeld)
- intrigeren werkwoord (intrigeer, intrigeert, intrigeerde, intrigeerden, geïntrigeerd)
- kuipen werkwoord (kuip, kuipt, kuipte, kuipten, gekuipt)

Conjugations for intriguer:

Présent

intrigue
intrigues
intrigue
intriguons
intriguez
intriguent

imparfait

intriguais
intriguais
intriguait
intriguions
intriguiez
intriguaient

passé simple

intriguai
intriguas
intrigua
intriguâmes
intriguâtes
intriguèrent

futur simple

intriguerai
intrigueras
intriguera
intriguerons
intriguerez
intrigueront

subjonctif présent

que j'intrigue
que tu intrigues
qu'il intrigue
que nous intriguions
que vous intriguiez
qu'ils intriguent

conditionnel présent

intriguerais
intriguerais
intriguerait
intriguerions
intrigueriez
intrigueraient

passé composé

ai intrigué
as intrigué
a intrigué
avons intrigué
avez intrigué
ont intrigué

divers

intrigue!
intriguez!
intriguons!
intrigué
intriguant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor intriguer:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
kuipen		barils
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
benieuwen	intriguer; être curieux
intrigeren	grenouiller; intriguer; magouiller	captiver; enchaîner; fasciner; lier; ligoter; obséder; passer les menottes; prendre; relier; saisir
konkelen	grenouiller; intriguer; magouiller
kuipen	grenouiller; intriguer; magouiller

Synoniemen voor "intriguer":

briguer; conspirer; solliciter; comploter; ambitionner; convoiter; viser; poursuivre; ourdir; projeter; tramer; manigancer

Wiktionary: intriguer

intriguer

verb

met slinkse streken te werk gaan
- intrigeren → intriguer

Cross Translation:

From	To	Via
• intriguer	→ ontfutselen; ritselen	↔ finagle — (transitive) to obtain or achieve by indirect and usually deceitful methods

Verwante vertalingen van intrigue

intrigue amoureuse

Remove Ads

Vertaal intrigue van Frans naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor intrigue (Frans) in het Nederlands

intrigue:

intrigue [la ~] zelfstandig naamwoord

l'intrigue (enchevêtrement; entrelacement)

l'intrigue (magouille; intrigues; conspiration)

l'intrigue (conspiration; intrigues)

Vertaal Matrix voor intrigue:

Synoniemen voor "intrigue":

Wiktionary: intrigue

intrigue vorm van intriguer:

intriguer werkwoord (intrigue, intrigues, intriguons, intriguez, intriguent, intriguais, intriguait, intriguions, intriguiez, intriguaient, intriguai, intriguas, intrigua, intriguâmes, intriguâtes, intriguèrent, intriguerai, intrigueras, intriguera, intriguerons, intriguerez, intrigueront)

intriguer (être curieux)

intriguer (magouiller; grenouiller)

Conjugations for intriguer:

Présent

imparfait

passé simple

futur simple

subjonctif présent

conditionnel présent

passé composé

divers

Vertaal Matrix voor intriguer:

Synoniemen voor "intriguer":

Wiktionary: intriguer

Verwante vertalingen van intrigue