Interférence in het Nederlands vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

interférence:
- onderbreking; interruptie; verbreking; breuk; inmenging; bemoeienis; inlating; opstootje; ordeverstoring; rel
Wiktionary:
- interférence → interferentie
- interférence → interferentie

Frans

Uitgebreide vertaling voor interférence (Frans) in het Nederlands

l'interférence (interruption; intervention)
de onderbreking; de interruptie; de verbreking; de breuk
- onderbreking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- interruptie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- verbreking [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- breuk [de ~] zelfstandig naamwoord
l'interférence (intervention; ingérence; interruption; inmixtion)
de inmenging; de bemoeienis; inlating
- inmenging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- bemoeienis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- inlating [znw.] zelfstandig naamwoord
l'interférence (atteinte à l'ordre public; désordre; chahut; interruption)
het opstootje; de ordeverstoring; de rel
- opstootje [het ~] zelfstandig naamwoord
- ordeverstoring [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- rel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bemoeienis	ingérence; inmixtion; interférence; interruption; intervention
breuk	interférence; interruption; intervention	crevasse; fissure; fraction; fracture; fêlure; gerçure; hernie; interruption; nombre fractionnaire; pause; rupture
inlating	ingérence; inmixtion; interférence; interruption; intervention
inmenging	ingérence; inmixtion; interférence; interruption; intervention	ingérence; intervention
interruptie	interférence; interruption; intervention
onderbreking	interférence; interruption; intervention	distraction; détente; entracte; heure du déjeuner; intermittence; interruption; intervalle; mi-temps; pause; pause de midi; pause du midi; pause-déjeuner; relâchement; repos; récréation; répit; sursis; suspension; temps d'arrêt; temps mort; trêve
opstootje	atteinte à l'ordre public; chahut; désordre; interférence; interruption	agitation; bagarre; combat de boxe; confusion; excitation; insurrection; match de boxe; pugilat; remous; rébellion; révolte; trouble; tumulte; émeute
ordeverstoring	atteinte à l'ordre public; chahut; désordre; interférence; interruption
rel	atteinte à l'ordre public; chahut; désordre; interférence; interruption	agitation; bagarre; combat de boxe; confusion; excitation; insurrection; match de boxe; pugilat; remous; rébellion; révolte; trouble; tumulte; émeute
verbreking	interférence; interruption; intervention	ségrégation; séparation

interférence

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• interférence	→ interferentie	↔ Interferenz — Physik: Überlagerungserscheinung beim Zusammentreffen von Wellen