Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
intact:
- heel; gaaf; intact; onverkort; ongedeerd; ongeschonden; ongekwetst; heelhuids; maagdelijk; virginaal; puur; zuiver; ongerept; onaangeraakt; onaangetast; onverzwakt; onbeschadigd; koud; onbewogen; onberoerd; onaangedaan; koel; onschuldig; onbevlekt; vlekkeloos; rein; schadeloos; kuis; onbedorven; onaangeroerd; ongebruikt; ongeopend; onaangebroken
-
Wiktionary:
- intact → intact
Frans
Uitgebreide vertaling voor intact (Frans) in het Nederlands
intact:
-
intact (entier; complet; en bon état; non entamé; inaltéré; non endommagé)
-
intact (intégral)
-
intact (sain et sauf; indemne; entier; inaltéré)
ongedeerd; ongeschonden; ongekwetst; heelhuids-
ongedeerd bijvoeglijk naamwoord
-
ongeschonden bijvoeglijk naamwoord
-
ongekwetst bijvoeglijk naamwoord
-
heelhuids bijwoord
-
-
intact (vierge; pur; purement; virginal; inaltéré; nature)
maagdelijk; virginaal; puur; zuiver; ongerept; onaangeraakt; gaaf-
maagdelijk bijvoeglijk naamwoord
-
virginaal bijvoeglijk naamwoord
-
puur bijvoeglijk naamwoord
-
zuiver bijvoeglijk naamwoord
-
ongerept bijvoeglijk naamwoord
-
onaangeraakt bijvoeglijk naamwoord
-
gaaf bijvoeglijk naamwoord
-
-
intact (dans toute sa force; vierge; entier; pur; impassible; inaltéré; non corrodé)
-
intact (non endommagé; intacte)
onbeschadigd-
onbeschadigd bijvoeglijk naamwoord
-
-
intact (impassible; froid; vierge; frigide; froidement; tranquille; naturel; calme; virginal; en paix; insensible; rationnel; objectif; pur; spontané; intégral; calmement; objectivement; en entier; inaltéré; rationnellement; sans être dérangé)
koud; onbewogen; onberoerd; onaangedaan; koel-
koud bijvoeglijk naamwoord
-
onbewogen bijvoeglijk naamwoord
-
onberoerd bijvoeglijk naamwoord
-
onaangedaan bijvoeglijk naamwoord
-
koel bijvoeglijk naamwoord
-
-
intact (chaste; innocent; immaculé; pur; intègre; propre)
onschuldig; onbevlekt; vlekkeloos; rein-
onschuldig bijvoeglijk naamwoord
-
onbevlekt bijvoeglijk naamwoord
-
vlekkeloos bijvoeglijk naamwoord
-
rein bijvoeglijk naamwoord
-
-
intact (indemne)
schadeloos-
schadeloos bijvoeglijk naamwoord
-
-
intact (vierge; innocent; pur; purement; pudiquement; propre; pudique; authentique; nature; virginal; chaste; innocemment; chastement)
puur; zuiver; maagdelijk; onschuldig; onbevlekt; rein; kuis-
puur bijvoeglijk naamwoord
-
zuiver bijvoeglijk naamwoord
-
maagdelijk bijvoeglijk naamwoord
-
onschuldig bijvoeglijk naamwoord
-
onbevlekt bijvoeglijk naamwoord
-
rein bijvoeglijk naamwoord
-
kuis bijvoeglijk naamwoord
-
-
intact (pur; innocent; intègre)
onbedorven-
onbedorven bijvoeglijk naamwoord
-
-
intact (non entamé; inutilement; nouveau; inaltéré; neuf; pur; inoccupé; naturel; virginal; non occupé; entier; froid; vierge; spontané; intégral; insensible; impassible; vainement; intacte; en entier; qui n'a pas encore servi)
onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; onaangebroken-
onaangeroerd bijvoeglijk naamwoord
-
onaangetast bijvoeglijk naamwoord
-
ongebruikt bijvoeglijk naamwoord
-
ongeopend bijvoeglijk naamwoord
-
onaangebroken bijvoeglijk naamwoord
-