Inquiétude in het Nederlands vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

inquiétude:
- bezorgdheid; zorg; verontrusting; bekommernis; ongerustheid; kommer; angst; vrees; bangheid; beduchtheid
Wiktionary:
- inquiétude → schroom, beduchtheid, ongerustheid, zorg, bezorgdheid
- inquiétude → bezorgdheid, ongerustheid, belangstelling, zorg, opwinding

Frans

Uitgebreide vertaling voor inquiétude (Frans) in het Nederlands

l'inquiétude (souci; préoccupation; soucis; souffrance; chagrin; malheur; peine; tristesse; tourment)
de bezorgdheid; de zorg; de verontrusting; de bekommernis; de ongerustheid; de kommer
- bezorgdheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- zorg [de ~] zelfstandig naamwoord
- verontrusting [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- bekommernis [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- ongerustheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- kommer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
l'inquiétude (peur; anxiété; angoisse; crainte; frayeur; appréhension; effroi)
de angst; de vrees; de bangheid
- angst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- vrees [de ~] zelfstandig naamwoord
- bangheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
l'inquiétude (crainte)
de beduchtheid
- beduchtheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
angst	angoisse; anxiété; appréhension; crainte; effroi; frayeur; inquiétude; peur
bangheid	angoisse; anxiété; appréhension; crainte; effroi; frayeur; inquiétude; peur
beduchtheid	crainte; inquiétude
bekommernis	chagrin; inquiétude; malheur; peine; préoccupation; souci; soucis; souffrance; tourment; tristesse
bezorgdheid	chagrin; inquiétude; malheur; peine; préoccupation; souci; soucis; souffrance; tourment; tristesse
kommer	chagrin; inquiétude; malheur; peine; préoccupation; souci; soucis; souffrance; tourment; tristesse	malheur; misère; tristesse
ongerustheid	chagrin; inquiétude; malheur; peine; préoccupation; souci; soucis; souffrance; tourment; tristesse
verontrusting	chagrin; inquiétude; malheur; peine; préoccupation; souci; soucis; souffrance; tourment; tristesse
vrees	angoisse; anxiété; appréhension; crainte; effroi; frayeur; inquiétude; peur
zorg	chagrin; inquiétude; malheur; peine; préoccupation; souci; soucis; souffrance; tourment; tristesse	assistance; contrôle; garde; gestion; hospitalisation; soins; soins médicaux; supervision; surveillance

inquiétude

noun

inquiétude

noun

bekommering wegens iets dat al of niet zal of kan gebeuren
- bezorgdheid → inquiétude

Cross Translation:

From	To	Via
• inquiétude	→ bezorgdheid; ongerustheid	↔ anxiety — concern
• inquiétude	→ belangstelling; zorg	↔ concern — that which affects one's welfare or happiness
• inquiétude	→ opwinding; ongerustheid	↔ trepidation — a fearful state

Computer vertaling door derden: