Frans

Uitgebreide vertaling voor inclus (Frans) in het Nederlands

inclus:

inclus bijvoeglijk naamwoord

  1. inclus (ci-inclus; inclusivement; compris; )
    inclusief; inbegrepen; met inbegrip van; ingesloten; mee inberekend; incluis
  2. inclus (ci-joint; ci-inclus; par la présente; )
    bijgesloten; bijgevoegd; bijgaand
  3. inclus (encerclé; ci-joint; sous ce pli; investi)
    ingesloten; omsingeld
  4. inclus (ci-joint; ci-inclus)
    inliggend
  5. inclus
    inline
    • inline bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor inclus:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijgaand avec ceci; avec cela; ci-inclus; ci-joint; inclus; par la présente; sous ce pli
bijgesloten avec ceci; avec cela; ci-inclus; ci-joint; inclus; par la présente; sous ce pli appartenant à; correspondant à; faisant partie de
inbegrepen ci-inclus; ci-joint; compris; enfermé; inclus; inclusivement; y compris
incluis ci-inclus; ci-joint; compris; enfermé; inclus; inclusivement; y compris
inclusief ci-inclus; ci-joint; compris; enfermé; inclus; inclusivement; y compris
inline inclus inline
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijgevoegd avec ceci; avec cela; ci-inclus; ci-joint; inclus; par la présente; sous ce pli
ingesloten ci-inclus; ci-joint; compris; encerclé; enfermé; inclus; inclusivement; investi; sous ce pli; y compris
inliggend ci-inclus; ci-joint; inclus
mee inberekend ci-inclus; ci-joint; compris; enfermé; inclus; inclusivement; y compris
met inbegrip van ci-inclus; ci-joint; compris; enfermé; inclus; inclusivement; y compris
omsingeld ci-joint; encerclé; inclus; investi; sous ce pli

Synoniemen voor "inclus":


inclus vorm van inclure:

inclure werkwoord (inclus, inclut, incluons, incluez, )

  1. inclure (joindre; ajouter; insérer)
    toevoegen; bijsluiten; bijvoegen; erbij voegen; bijdoen
    • toevoegen werkwoord (voeg toe, voegt toe, voegde toe, voegden toe, toegevoegd)
    • bijsluiten werkwoord
    • bijvoegen werkwoord (voeg bij, voegt bij, voegde bij, voegden bij, bijgevoegd)
    • erbij voegen werkwoord (voeg erbij, voegt erbij, voegde erbij, voegden erbij, erbij gevoegd)
    • bijdoen werkwoord (doe bij, doet bij, deed bij, deden bij, bijgedaan)
  2. inclure (ajouter; envelopper)
    toevoegen; bijvoegen; insluiten; bijsluiten
    • toevoegen werkwoord (voeg toe, voegt toe, voegde toe, voegden toe, toegevoegd)
    • bijvoegen werkwoord (voeg bij, voegt bij, voegde bij, voegden bij, bijgevoegd)
    • insluiten werkwoord (sluit in, sloot in, sloten in, ingesloten)
    • bijsluiten werkwoord
  3. inclure (ajouter; compter; joindre; adjoindre; faire nombre)
    toevoegen; erbij tellen; erbij optellen
    • toevoegen werkwoord (voeg toe, voegt toe, voegde toe, voegden toe, toegevoegd)
    • erbij tellen werkwoord (tel erbij, telt erbij, telde erbij, telden erbij, erbij geteld)
    • erbij optellen werkwoord (tel erbij op, telt erbij op, telde erbij op, telden erbij op, erbij opgeteld)
  4. inclure (calculer; compter)
    meetellen; meerekenen; erbij rekenen
    • meetellen werkwoord (tel mee, telt mee, telde mee, telden mee, meegeteld)
    • meerekenen werkwoord (reken mee, rekent mee, rekende mee, rekenden mee, meegerekend)
    • erbij rekenen werkwoord
  5. inclure (comprendre; compter)
    meerekenen; meetellen
    • meerekenen werkwoord (reken mee, rekent mee, rekende mee, rekenden mee, meegerekend)
    • meetellen werkwoord (tel mee, telt mee, telde mee, telden mee, meegeteld)
  6. inclure
    meeberekenen
    • meeberekenen werkwoord (bereken mee, berekent mee, berekende mee, berekenden mee, meeberekend)
  7. inclure
    rekenen tot
    • rekenen tot werkwoord (reken tot, rekent tot, rekende tot, rekenden tot, gerekend tot)

Conjugations for inclure:

Présent
  1. inclus
  2. inclus
  3. inclut
  4. incluons
  5. incluez
  6. incluent
imparfait
  1. incluais
  2. incluais
  3. incluait
  4. incluions
  5. incluiez
  6. incluaient
passé simple
  1. inclus
  2. inclus
  3. inclut
  4. inclûmes
  5. inclùtes
  6. inclurent
futur simple
  1. inclurai
  2. incluras
  3. inclura
  4. inclurons
  5. inclurez
  6. incluront
subjonctif présent
  1. que j'inclue
  2. que tu inclues
  3. qu'il inclue
  4. que nous incluions
  5. que vous incluiez
  6. qu'ils incluent
conditionnel présent
  1. inclurais
  2. inclurais
  3. inclurait
  4. inclurions
  5. incluriez
  6. incluraient
passé composé
  1. ai inclu
  2. as inclu
  3. a inclu
  4. avons inclu
  5. avez inclu
  6. ont inclu
divers
  1. inclus!
  2. incluez!
  3. incluons!
  4. inclu
  5. incluant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor inclure:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijvoegen addition; incorporation
toevoegen addition; incorporation
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijdoen ajouter; inclure; insérer; joindre
bijsluiten ajouter; envelopper; inclure; insérer; joindre
bijvoegen ajouter; envelopper; inclure; insérer; joindre adjoindre; ajouter; brancher sur; correspondre; joindre; raccorder à; relier à; se joindre à; serrer les rangs
erbij optellen adjoindre; ajouter; compter; faire nombre; inclure; joindre
erbij rekenen calculer; compter; inclure
erbij tellen adjoindre; ajouter; compter; faire nombre; inclure; joindre additionner; ajouter
erbij voegen ajouter; inclure; insérer; joindre
insluiten ajouter; envelopper; inclure cerner; encercler; entourer; environner; incorporer
meeberekenen inclure
meerekenen calculer; comprendre; compter; inclure
meetellen calculer; comprendre; compter; inclure
rekenen tot inclure
toevoegen adjoindre; ajouter; compter; envelopper; faire nombre; inclure; insérer; joindre additionner; adjoindre; ajouter; ajouter à; annexer; calculer en plus; compléter; faire l'appoint; incorporer; joindre; remplir

Synoniemen voor "inclure":


Wiktionary: inclure


Cross Translation:
FromToVia
inclure bevatten encompass — include
inclure erbij; betrekken; rekening houden; metellen einbeziehentrennbar, transitiv: jemanden oder etwas zu einer Gruppe rechnen, in eine Gruppe hineinnehmen

Verwante vertalingen van inclus