Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
grincheux:
- chagrijnig; nurks; knorrig; korzelig; nors; ontevreden; gebelgd; misnoegd; humeurig; gevoelig; lichtgeraakt; aangebrand; gemelijk; slecht gehumeurd; sikkeneurig; geprikkeld; gepikeerd; wrevelig; ontstemd; verontwaardigd; verstoord; gekwetst; negatief; zeurderig; beklagend; mopperig; brommerig; stuurs; nukkig; bokkig
- spelbreker; chagrijn; zuurpruim; chagrijnen; zuurpruimen
-
Wiktionary:
- grincheux → mopperkont, knorrig, prikkelbaar, kwaad, bars, onbeleefd
Frans
Uitgebreide vertaling voor grincheux (Frans) in het Nederlands
grincheux:
-
grincheux (d'un ton bourru; de mauvaise humeur; droit; brusque; fixe; juste; raide; tendu; serré; rigide; rude; maussade; impassible; grognon; irascible; irrité; grincheuse; grondeur; grognonne; d'un ton traînard; d'un ton râleur)
chagrijnig; nurks; knorrig; korzelig; nors-
chagrijnig bijvoeglijk naamwoord
-
nurks bijvoeglijk naamwoord
-
knorrig bijvoeglijk naamwoord
-
korzelig bijvoeglijk naamwoord
-
nors bijvoeglijk naamwoord
-
-
grincheux (mécontent; irrité; hargneusement; avec dépit; hargneux; vexé; grincheusement)
ontevreden; gebelgd; misnoegd-
ontevreden bijvoeglijk naamwoord
-
gebelgd bijvoeglijk naamwoord
-
misnoegd bijvoeglijk naamwoord
-
-
grincheux (susceptible; sensible; sensiblement; grognon; irascible; irritable; grondeur; excitable)
humeurig; gevoelig; lichtgeraakt; aangebrand; korzelig-
humeurig bijvoeglijk naamwoord
-
gevoelig bijvoeglijk naamwoord
-
lichtgeraakt bijvoeglijk naamwoord
-
aangebrand bijvoeglijk naamwoord
-
korzelig bijvoeglijk naamwoord
-
-
grincheux (de mauvaise humeur; irrité; plaignant; grognon; maussade; râleur; irascible; plaintif; bourru; dolent; gémissant; plaintivement)
chagrijnig; humeurig; gemelijk; slecht gehumeurd; nurks; knorrig; sikkeneurig-
chagrijnig bijvoeglijk naamwoord
-
humeurig bijvoeglijk naamwoord
-
gemelijk bijvoeglijk naamwoord
-
slecht gehumeurd bijvoeglijk naamwoord
-
nurks bijvoeglijk naamwoord
-
knorrig bijvoeglijk naamwoord
-
sikkeneurig bijvoeglijk naamwoord
-
-
grincheux (de mauvaise humeur; mécontent; contrarié; hargneux; irrité; hargneusement; grincheusement; avec hargne; d'un air mécontent)
geprikkeld; gepikeerd; wrevelig; misnoegd; ontstemd-
geprikkeld bijvoeglijk naamwoord
-
gepikeerd bijvoeglijk naamwoord
-
wrevelig bijvoeglijk naamwoord
-
misnoegd bijvoeglijk naamwoord
-
ontstemd bijvoeglijk naamwoord
-
-
grincheux (indigné; outré; enragé; hargneux; courroucé; hargneuse; grincheusement; en colère; acariâtre; grincheuse; avec hargne; hargneusement; avec dépit; d'un air mécontent; d'une humeur massacrante)
verontwaardigd; gebelgd; misnoegd; verstoord; gekwetst-
verontwaardigd bijvoeglijk naamwoord
-
gebelgd bijvoeglijk naamwoord
-
misnoegd bijvoeglijk naamwoord
-
verstoord bijvoeglijk naamwoord
-
gekwetst bijvoeglijk naamwoord
-
-
grincheux (plaignant; gémissant; boudeur; en boudant; grincheuse; plaintivement; maussade; plaintif; dolent; d'un ton traînard)
-
grincheux (grognon; maussade; bougon; renfrogné; grincheuse; grognonne; d'un ton bourru; d'un ton râleur)
-
grincheux (maussade; grognon; irascible; renfrogné; grincheuse; grondeur; d'un ton traînard)
-
grincheux (grognon; plaignant; hargneux; bougon)
chagrijnig; humeurig; sikkeneurig; slecht gehumeurd; nurks; gemelijk; knorrig; nukkig-
chagrijnig bijvoeglijk naamwoord
-
humeurig bijvoeglijk naamwoord
-
sikkeneurig bijvoeglijk naamwoord
-
slecht gehumeurd bijvoeglijk naamwoord
-
nurks bijvoeglijk naamwoord
-
gemelijk bijvoeglijk naamwoord
-
knorrig bijvoeglijk naamwoord
-
nukkig bijvoeglijk naamwoord
-
-
grincheux (grossier; bourru; de bouc)
-
le grincheux (trouble-fête)
-
le grincheux
-
le grincheux
de chagrijnen -
le grincheux (boudeur)