Overzicht


Frans

Uitgebreide vertaling voor gratte (Frans) in het Nederlands

gratte:

gratte [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la gratte (gale; rouvieux; grattelle)
    de schurft
    • schurft [de ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor gratte:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
schurft gale; gratte; grattelle; rouvieux

gratter:

gratter werkwoord (gratte, grattes, grattons, grattez, )

  1. gratter (racler)
    schrappen; afkrabben; schrapen
    • schrappen werkwoord (schrap, schrapt, schrapte, schrapten, geschrapt)
    • afkrabben werkwoord (krab af, krabt af, krabde af, krabden af, afgekrabd)
    • schrapen werkwoord (schraap, schraapt, schraapte, schraapten, geschraapt)
  2. gratter (lésiner sur; marchander; rogner; rogner sur)
    knibbelen; schrapen; knijpen; beknibbelen
    • knibbelen werkwoord (knibbel, knibbelt, knibbelde, knibbelden, geknibbeld)
    • schrapen werkwoord (schraap, schraapt, schraapte, schraapten, geschraapt)
    • knijpen werkwoord (knijp, knijpt, kneep, knepen, geknepen)
    • beknibbelen werkwoord (beknibbel, beknibbelt, beknibbelde, beknibbelden, beknibbeld)
  3. gratter (se gratter; griffer; racler; frotter; égratigner)
    zich krabben; krassen
  4. gratter (décrotter)
    afschrappen
    • afschrappen werkwoord (schrap af, schrapt af, schrapte af, schrapten af, afgeschrapt)
  5. gratter (enlever en grattant)

Conjugations for gratter:

Présent
  1. gratte
  2. grattes
  3. gratte
  4. grattons
  5. grattez
  6. grattent
imparfait
  1. grattais
  2. grattais
  3. grattait
  4. grattions
  5. grattiez
  6. grattaient
passé simple
  1. grattai
  2. grattas
  3. gratta
  4. grattâmes
  5. grattâtes
  6. grattèrent
futur simple
  1. gratterai
  2. gratteras
  3. grattera
  4. gratterons
  5. gratterez
  6. gratteront
subjonctif présent
  1. que je gratte
  2. que tu grattes
  3. qu'il gratte
  4. que nous grattions
  5. que vous grattiez
  6. qu'ils grattent
conditionnel présent
  1. gratterais
  2. gratterais
  3. gratterait
  4. gratterions
  5. gratteriez
  6. gratteraient
passé composé
  1. ai gratté
  2. as gratté
  3. a gratté
  4. avons gratté
  5. avez gratté
  6. ont gratté
divers
  1. gratte!
  2. grattez!
  3. grattons!
  4. gratté
  5. grattant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor gratter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afkrabben grattement; raclement
knijpen pincement
krassen crissement; grattement; grincement; raclements
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afkrabben gratter; racler
afschrappen décrotter; gratter
beknibbelen gratter; lésiner sur; marchander; rogner; rogner sur
knibbelen gratter; lésiner sur; marchander; rogner; rogner sur
knijpen gratter; lésiner sur; marchander; rogner; rogner sur
krassen frotter; gratter; griffer; racler; se gratter; égratigner
schrapen gratter; lésiner sur; marchander; racler; rogner; rogner sur
schrappen gratter; racler biffer; gratter de carottes; rayer
wegkrabben enlever en grattant; gratter
zich krabben frotter; gratter; griffer; racler; se gratter; égratigner

Synoniemen voor "gratter":


Wiktionary: gratter

gratter
verb
  1. racler pour nettoyer, pour effacer ou pour polir.
gratter
verb
  1. met de nagels bewerken

Cross Translation:
FromToVia
gratter kriebelen; jeuken itch — to feel the need to scratch
gratter krassen; krabben scratch — To rub a surface with a sharp object

Verwante vertalingen van gratte