Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. garantir:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor garantir (Frans) in het Nederlands

garantir:

garantir werkwoord (garantis, garantit, garantissons, garantissez, )

  1. garantir (assurer; rassurer; certifier; )
    garanderen; verzekeren; waarborgen; instaan voor; vast beloven
    • garanderen werkwoord (garandeer, garandeert, garandeerde, garandeerden, gegarandeerd)
    • verzekeren werkwoord (verzeker, verzekert, verzekerde, verzekerden, verzekerd)
    • waarborgen werkwoord (waarborg, waarborgt, waarborgde, waarborgden, gewaarborgd)
    • instaan voor werkwoord (sta in voor, staat in voor, stond in voor, stonden in voor, ingestaan voor)
    • vast beloven werkwoord (beloof vast, belooft vast, beloofde vast, beloofden vast, vast beloofd)
  2. garantir (être garant que; se porter garant de; certifier)
    instaan voor; garant staan; borg zijn
  3. garantir (préserver; protéger)
    vrijwaren
    • vrijwaren werkwoord (vrijwaar, vrijwaart, vrijwaarde, vrijwaarden, gevrijwaard)
  4. garantir (se porter garant; être garant; certifier)
    borg staan; instaan
    • borg staan werkwoord
    • instaan werkwoord (sta in, staat in, stond in, stonden in, ingestaan)

Conjugations for garantir:

Présent
  1. garantis
  2. garantis
  3. garantit
  4. garantissons
  5. garantissez
  6. garantissent
imparfait
  1. garantissais
  2. garantissais
  3. garantissait
  4. garantissions
  5. garantissiez
  6. garantissaient
passé simple
  1. garantis
  2. garantis
  3. garantit
  4. garantîmes
  5. garantîtes
  6. garantirent
futur simple
  1. garantirai
  2. garantiras
  3. garantira
  4. garantirons
  5. garantirez
  6. garantiront
subjonctif présent
  1. que je garantisse
  2. que tu garantisses
  3. qu'il garantisse
  4. que nous garantissions
  5. que vous garantissiez
  6. qu'ils garantissent
conditionnel présent
  1. garantirais
  2. garantirais
  3. garantirait
  4. garantirions
  5. garantiriez
  6. garantiraient
passé composé
  1. ai garanti
  2. as garanti
  3. a garanti
  4. avons garanti
  5. avez garanti
  6. ont garanti
divers
  1. garantis!
  2. garantissez!
  3. garantissons!
  4. garanti
  5. garantissant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor garantir:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
borg staan certifier; garantir; se porter garant; être garant
borg zijn certifier; garantir; se porter garant de; être garant que
garanderen assurer; certifier; garantir; rassurer; ratifier; répondre pour; se porter caution pour; se porter garant; être garant de
garant staan certifier; garantir; se porter garant de; être garant que
instaan certifier; garantir; se porter garant; être garant
instaan voor assurer; certifier; garantir; rassurer; ratifier; répondre pour; se porter caution pour; se porter garant; se porter garant de; être garant de; être garant que
vast beloven assurer; certifier; garantir; rassurer; ratifier; répondre pour; se porter caution pour; se porter garant; être garant de
verzekeren assurer; certifier; garantir; rassurer; ratifier; répondre pour; se porter caution pour; se porter garant; être garant de attacher; ficeler; fixer; lier; mettre; mettre à l'attache
vrijwaren garantir; protéger; préserver
waarborgen assurer; certifier; garantir; rassurer; ratifier; répondre pour; se porter caution pour; se porter garant; être garant de

Synoniemen voor "garantir":


Wiktionary: garantir

garantir
verb
  1. juri|fr Se rendre garant, répondre d’une chose, du maintien, de l’exécution d’une chose. — note Se dit surtout en matière de procès, d’affaires et de négociation.
garantir
verb
  1. de uitkomst ergens van verzekeren

Cross Translation:
FromToVia
garantir garanderen guarantee — to assure that something will get done right
garantir waarborgen garantieren — etwas zusichern