Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. flatter:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor flatter (Frans) in het Nederlands

flatter:

flatter werkwoord (flatte, flattes, flattons, flattez, )

  1. flatter (dire des flatteries; flagorner)
    flemen; flikflooien
    • flemen werkwoord (fleem, fleemt, fleemde, fleemden, gefleemd)
    • flikflooien werkwoord (flikflooi, flikflooit, flikflooide, flikflooiden, geflikflooid)
  2. flatter (manier la brosse à reluire; marcher à quatre pattes; flagorner; ramper)
    vleien; kruipen; flikflooien; flatteren; vlemen; stroop om de mond smeren
    • vleien werkwoord (vlei, vleit, vleide, vleiden, gevleid)
    • kruipen werkwoord (kruip, kruipt, kroop, kropen, gekropen)
    • flikflooien werkwoord (flikflooi, flikflooit, flikflooide, flikflooiden, geflikflooid)
    • flatteren werkwoord (flatteer, flatteert, flatteerde, flatteerden, geflatteerd)
    • vlemen werkwoord
    • stroop om de mond smeren werkwoord (smeer stroop om de mond, smeert stroop om de mond, smeerde stroop om de mond, smeerden stroop om de mond, stroop om de mond gesmeerd)
  3. flatter (bien aller; aller bien)
    flatteren; goed staan
    • flatteren werkwoord (flatteer, flatteert, flatteerde, flatteerden, geflatteerd)
    • goed staan werkwoord (sta goed, staat goed, stond goed, stonden goed, goed gestaan)
  4. flatter (câliner; embrasser; caresser; )
    knuffelen; liefkozen
    • knuffelen werkwoord (knuffel, knuffelt, knuffelde, knuffelden, geknuffeld)
    • liefkozen werkwoord (liefkoos, liefkoost, liefkoosde, liefkoosden, geliefkoosd)

Conjugations for flatter:

Présent
  1. flatte
  2. flattes
  3. flatte
  4. flattons
  5. flattez
  6. flattent
imparfait
  1. flattais
  2. flattais
  3. flattait
  4. flattions
  5. flattiez
  6. flattaient
passé simple
  1. flattai
  2. flattas
  3. flatta
  4. flattâmes
  5. flattâtes
  6. flattèrent
futur simple
  1. flatterai
  2. flatteras
  3. flattera
  4. flatterons
  5. flatterez
  6. flatteront
subjonctif présent
  1. que je flatte
  2. que tu flattes
  3. qu'il flatte
  4. que nous flattions
  5. que vous flattiez
  6. qu'ils flattent
conditionnel présent
  1. flatterais
  2. flatterais
  3. flatterait
  4. flatterions
  5. flatteriez
  6. flatteraient
passé composé
  1. ai flatté
  2. as flatté
  3. a flatté
  4. avons flatté
  5. avez flatté
  6. ont flatté
divers
  1. flatte!
  2. flattez!
  3. flattons!
  4. flatté
  5. flattant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor flatter:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vleien cajolerie; caresse; caresses; câlin; câlinerie; flatterie
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flatteren aller bien; bien aller; flagorner; flatter; manier la brosse à reluire; marcher à quatre pattes; ramper
flemen dire des flatteries; flagorner; flatter
flikflooien dire des flatteries; flagorner; flatter; manier la brosse à reluire; marcher à quatre pattes; ramper
goed staan aller bien; bien aller; flatter
knuffelen cajoler; caresser; chatouiller; choyer; câliner; embrasser; enlacer; faire des caresses; flatter; serrer
kruipen flagorner; flatter; manier la brosse à reluire; marcher à quatre pattes; ramper fourmiller; grouiller; marcher à pas de loup; ramper; se couler; se faufiler; se glisser; être soumis
liefkozen cajoler; caresser; chatouiller; choyer; câliner; embrasser; enlacer; faire des caresses; flatter; serrer cajoler; câliner; faire l'amour
stroop om de mond smeren flagorner; flatter; manier la brosse à reluire; marcher à quatre pattes; ramper
vleien flagorner; flatter; manier la brosse à reluire; marcher à quatre pattes; ramper
vlemen flagorner; flatter; manier la brosse à reluire; marcher à quatre pattes; ramper

Synoniemen voor "flatter":


Wiktionary: flatter

flatter
verb
  1. overdreven lief tegen iemand doen

Cross Translation:
FromToVia
flatter vleien butter up — to flatter
flatter complimenteren flatter — to compliment someone
flatter vleien schmeichelnmit Dativ: versuchen, jemandem zu gefallen oder jemanden zu beeinflussen, indem man Sachen sagt, die der andere gerne hört, die aber nicht unbedingt der eigenen Meinung entsprechen.