Frans
Uitgebreide vertaling voor fixé (Frans) in het Nederlands
fixé:
-
fixé (attaché; collé)
verbonden; aangevoegd; gekoppeld; aaneengehecht-
verbonden bijvoeglijk naamwoord
-
aangevoegd bijvoeglijk naamwoord
-
gekoppeld bijvoeglijk naamwoord
-
aaneengehecht bijvoeglijk naamwoord
-
-
fixé (attaché; collé)
-
fixé (concentré)
geconcentreerd; op één punt gericht-
geconcentreerd bijvoeglijk naamwoord
-
op één punt gericht bijvoeglijk naamwoord
-
-
fixé (attaché; lié; noué)
vastgemaakt-
vastgemaakt bijvoeglijk naamwoord
-
-
fixé (attaché)
vastzittend; aan elkaar zittend-
vastzittend bijvoeglijk naamwoord
-
aan elkaar zittend bijvoeglijk naamwoord
-
-
fixé (collé)
aangeplakt-
aangeplakt bijvoeglijk naamwoord
-
-
fixé (noué; lié; attaché; enchaîné; amarré)
Vertaal Matrix voor fixé:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
verbonden | alliances; ligues; unions | |
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
geconcentreerd | concentré; fixé | concentré; fixe; juste; tendu |
verbonden | attaché; collé; fixé | allié; lié; noué; réuni; unanime; unanimement; uni |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
aan elkaar zittend | attaché; fixé | |
aaneengehecht | attaché; collé; fixé | |
aangehecht | attaché; collé; fixé | |
aangeplakt | collé; fixé | |
aangevoegd | attaché; collé; fixé | |
geboeid | amarré; attaché; enchaîné; fixé; lié; noué | assujetti; enchaîné; fasciné; intrigué; passionné |
gekoppeld | attaché; collé; fixé | |
op één punt gericht | concentré; fixé | |
vastgebonden | amarré; attaché; enchaîné; fixé; lié; noué | |
vastgehecht | attaché; collé; fixé | |
vastgemaakt | attaché; fixé; lié; noué | |
vastzittend | attaché; fixé |