Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
- figure:
- figurer:
-
Wiktionary:
- figure → figuur
- figure → aangezicht, gezicht, gelaat, figuur, afbeelding, vorm, personage
- figurer → figureren
Frans
Uitgebreide vertaling voor figure (Frans) in het Nederlands
figure:
-
la figure (stature; silhouette; taille; forme; physique)
-
la figure (silhouette; forme)
-
la figure (silhouette; forme)
-
la figure (personnage; personnage de théatre)
-
la figure (face; visage; vision; visibilité; spectacle; physionomie; vue)
-
la figure (apparence; allure; forme; mine; aspect; air; physique; extérieur)
de verschijning; het uiterlijk; het voorkomen; de gedaante; het type; de buitenkant; de vorm; het vertoon; het aanzien; het aangezicht; het gelaat -
la figure (ombre; silhouette; aspect; forme)
Vertaal Matrix voor figure:
Synoniemen voor "figure":
Wiktionary: figure
figure vorm van figurer:
figurer werkwoord (figure, figures, figurons, figurez, figurent, figurais, figurait, figurions, figuriez, figuraient, figurai, figuras, figura, figurâmes, figurâtes, figurèrent, figurerai, figureras, figurera, figurerons, figurerez, figureront)
-
figurer (jouer; faire du théâtre; dramatiser; jouer la comédie; feindre; simuler; interpréter)
acteren; toneelspelen-
toneelspelen werkwoord (speel toneel, speelt toneel, speelde toneel, speelden toneel, toneelgespeeld)
-
figurer (s'identifier à; envisager; se mettre dans la peau de; compatir; se figurer; comprendre; considérer; représenter; présenter; parler sérieusement; s'imaginer)
-
figurer (interpréter; jouer; faire du théâtre; participer; se produire; prendre part au jeu; se prêter au jeu)
toneelspelen; een rol vertolken; acteren-
toneelspelen werkwoord (speel toneel, speelt toneel, speelde toneel, speelden toneel, toneelgespeeld)
-
een rol vertolken werkwoord
-
-
figurer (faire de la figuration)
-
figurer (faire du théâtre; jouer; se prêter au jeu; participer; interpréter; se produire; prendre part au jeu)
acteren; toneelspelen; zich aanstellen; komedie spelen-
toneelspelen werkwoord (speel toneel, speelt toneel, speelde toneel, speelden toneel, toneelgespeeld)
-
zich aanstellen werkwoord
-
komedie spelen werkwoord
Conjugations for figurer:
Présent
- figure
- figures
- figure
- figurons
- figurez
- figurent
imparfait
- figurais
- figurais
- figurait
- figurions
- figuriez
- figuraient
passé simple
- figurai
- figuras
- figura
- figurâmes
- figurâtes
- figurèrent
futur simple
- figurerai
- figureras
- figurera
- figurerons
- figurerez
- figureront
subjonctif présent
- que je figure
- que tu figures
- qu'il figure
- que nous figurions
- que vous figuriez
- qu'ils figurent
conditionnel présent
- figurerais
- figurerais
- figurerait
- figurerions
- figureriez
- figureraient
passé composé
- ai figuré
- as figuré
- a figuré
- avons figuré
- avez figuré
- ont figuré
divers
- figure!
- figurez!
- figurons!
- figuré
- figurant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor figurer:
Synoniemen voor "figurer":
Computer vertaling door derden: