Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
feint:
- geaffecteerd; gemaakt; onnatuurlijk; gezocht; gewrongen; gekunsteld; kunstmatig; gedwongen; geforceerd; gemaakte gevoelens; bedriegelijk; vals; nagemaakt; onwaar; gefingeerd; onecht; fictief; denkbeeldig; geveinsd; aangenomen; verdicht; onoprecht; huichelachtig; gehuicheld; veinzend; voorwendend; huichelend
- feindre:
-
Wiktionary:
- feint → gekunsteld, bedrieglijk, slinks, nep, vals
- feindre → fingeren, zich aanstellen, huichelen, veinzen
- feindre → veinzen, voorwenden, fingeren, huichelen
Frans
Uitgebreide vertaling voor feint (Frans) in het Nederlands
feint:
-
feint (apprêté; composé; convenu; forcé; affecté; maniéré; d'une façon maniérée; d'une manière affectée)
geaffecteerd; gemaakt; onnatuurlijk; gezocht; gewrongen; gekunsteld-
geaffecteerd bijvoeglijk naamwoord
-
gemaakt bijvoeglijk naamwoord
-
onnatuurlijk bijvoeglijk naamwoord
-
gezocht bijvoeglijk naamwoord
-
gewrongen bijvoeglijk naamwoord
-
gekunsteld bijvoeglijk naamwoord
-
-
feint (affecté; artificiel; faux; factice; forcé)
-
feint (artificiel; forcé; artificielle; faux; affecté; artificiellement)
gedwongen; gemaakt; onnatuurlijk; geforceerd; gemaakte gevoelens-
gedwongen bijvoeglijk naamwoord
-
gemaakt bijvoeglijk naamwoord
-
onnatuurlijk bijvoeglijk naamwoord
-
geforceerd bijvoeglijk naamwoord
-
gemaakte gevoelens bijvoeglijk naamwoord
-
-
feint (faux; perfide; fictif; faussement; vil; bas; méchant; vulgaire; inventé; méprisable; rudement; supposé; perfidement; vulgairement; basse; ordinaire; vachement; ignoble; abject; ordinairement; bassement; ignoblement)
bedriegelijk; vals; nagemaakt; onwaar; gefingeerd; onecht-
bedriegelijk bijvoeglijk naamwoord
-
vals bijvoeglijk naamwoord
-
nagemaakt bijvoeglijk naamwoord
-
onwaar bijvoeglijk naamwoord
-
gefingeerd bijvoeglijk naamwoord
-
onecht bijvoeglijk naamwoord
-
-
feint (fictif; inventé; d'emprunt)
fictief; denkbeeldig; geveinsd; aangenomen; verdicht; gefingeerd-
fictief bijvoeglijk naamwoord
-
denkbeeldig bijvoeglijk naamwoord
-
geveinsd bijvoeglijk naamwoord
-
aangenomen bijvoeglijk naamwoord
-
verdicht bijvoeglijk naamwoord
-
gefingeerd bijvoeglijk naamwoord
-
-
feint (dissimulé; fausse; hypocrite; hypocritement; faux; feignant; simulant)
-
feint (feignant; hypocrite; prétextant; simulant; hypocritement)
-
feint (prétextant; simulant)
veinzend; voorwendend; huichelend-
veinzend bijvoeglijk naamwoord
-
voorwendend bijvoeglijk naamwoord
-
huichelend bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor feint:
Synoniemen voor "feint":
Wiktionary: feint
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• feint | → gekunsteld; bedrieglijk; slinks | ↔ contrived — adjective |
• feint | → nep | ↔ fake — not real |
• feint | → nep; vals | ↔ falsch — nachmachen |
feint vorm van feindre:
feindre werkwoord (feins, feint, feignons, feignez, feignent, feignais, feignait, feignions, feigniez, feignaient, feignis, feignit, feignîmes, feignîtes, feignirent, feindrai, feindras, feindra, feindrons, feindrez, feindront)
-
feindre (jouer; simuler; jouer la comédie; dramatiser)
spelen; doen alsof; toneelspelen; zich aanstellen-
toneelspelen werkwoord (speel toneel, speelt toneel, speelde toneel, speelden toneel, toneelgespeeld)
-
zich aanstellen werkwoord
-
feindre (jouer; faire du théâtre; dramatiser; jouer la comédie; figurer; simuler; interpréter)
acteren; toneelspelen-
toneelspelen werkwoord (speel toneel, speelt toneel, speelde toneel, speelden toneel, toneelgespeeld)
-
feindre (simuler; prétendre; prétexter; faire semblant; faire l'hypocrite)
-
feindre (prétendre; déclarer; argumenter; témoigner; avancer; certifier; soutenir; attester; prétexter; faire semblant; simuler; porter témoignage)
-
feindre (ramper devant; prétendre; prétexter)
-
feindre (dramatiser; jouer; simuler; jouer la comédie)
-
feindre (affecter; prétendre; simuler; prétexter; faire semblant)
-
feindre (faire miroiter; prétendre; prétexter)
voorspiegelen-
voorspiegelen werkwoord (spiegel voor, spiegelt voor, spiegelde voor, spiegelden voor, voorgespiegeld)
-
Conjugations for feindre:
Présent
- feins
- feins
- feint
- feignons
- feignez
- feignent
imparfait
- feignais
- feignais
- feignait
- feignions
- feigniez
- feignaient
passé simple
- feignis
- feignis
- feignit
- feignîmes
- feignîtes
- feignirent
futur simple
- feindrai
- feindras
- feindra
- feindrons
- feindrez
- feindront
subjonctif présent
- que je feigne
- que tu feignes
- qu'il feigne
- que nous feignions
- que vous feigniez
- qu'ils feignent
conditionnel présent
- feindrais
- feindrais
- feindrait
- feindrions
- feindriez
- feindraient
passé composé
- ai feint
- as feint
- a feint
- avons feint
- avez feint
- ont feint
divers
- feins!
- feignez!
- feignons!
- feint
- feignant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor feindre:
Synoniemen voor "feindre":
Wiktionary: feindre
feindre
Cross Translation:
verb
feindre
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• feindre | → veinzen | ↔ affect — to make a false display of |
• feindre | → veinzen; voorwenden; fingeren | ↔ feign — to make a false copy |
• feindre | → huichelen | ↔ heucheln — Zustimmung gegenüber einer anderen Person trotz nicht geäußerter gegenteiliger Eigenmeinung vortäuschen |