Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal fatiguent

Vertaal fatiguent van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. fatiguer:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor fatiguent (Frans) in het Nederlands

fatiguent vorm van fatiguer:

fatiguer werkwoord (fatigue, fatigues, fatiguons, fatiguez, )

  1. fatiguer (épuiser; dépérir; exténuer)
    uitputten; vermoeien; slopen; afmatten; moe maken
    • uitputten werkwoord (put uit, putte uit, putten uit, uitgeput)
    • vermoeien werkwoord (vermoei, vermoeit, vermoeide, vermoeiden, vermoeid)
    • slopen werkwoord (sloop, sloopt, sloopte, sloopten, gesloopt)
    • afmatten werkwoord (mat af, matte af, matten af, afgemat)
    • moe maken werkwoord (maak moe, maakt moe, maakte moe, maakten moe, moe gemaakt)
  2. fatiguer (remuer; battre; tourner; )
    roeren; omroeren
    • roeren werkwoord (roer, roert, roerde, roerden, geroerd)
    • omroeren werkwoord (roer om, roert om, roerde om, roerden om, omgeroerd)

Conjugations for fatiguer:

Présent
  1. fatigue
  2. fatigues
  3. fatigue
  4. fatiguons
  5. fatiguez
  6. fatiguent
imparfait
  1. fatiguais
  2. fatiguais
  3. fatiguait
  4. fatiguions
  5. fatiguiez
  6. fatiguaient
passé simple
  1. fatiguai
  2. fatiguas
  3. fatigua
  4. fatiguâmes
  5. fatiguâtes
  6. fatiguèrent
futur simple
  1. fatiguerai
  2. fatigueras
  3. fatiguera
  4. fatiguerons
  5. fatiguerez
  6. fatigueront
subjonctif présent
  1. que je fatigue
  2. que tu fatigues
  3. qu'il fatigue
  4. que nous fatiguions
  5. que vous fatiguiez
  6. qu'ils fatiguent
conditionnel présent
  1. fatiguerais
  2. fatiguerais
  3. fatiguerait
  4. fatiguerions
  5. fatigueriez
  6. fatigueraient
passé composé
  1. ai fatigué
  2. as fatigué
  3. a fatigué
  4. avons fatigué
  5. avez fatigué
  6. ont fatigué
divers
  1. fatigue!
  2. fatiguez!
  3. fatiguons!
  5. fatigué
  6. fatiguant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

fatiguer [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le fatiguer (épuisement; harasser)
    uitputten; vermoeien; afmatten

Vertaal Matrix voor fatiguer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afmatten fatiguer; harasser; épuisement
uitputten fatiguer; harasser; épuisement
vermoeien fatiguer; harasser; épuisement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afmatten dépérir; exténuer; fatiguer; épuiser
moe maken dépérir; exténuer; fatiguer; épuiser
omroeren agiter; attiser; battre; bouger; brouiller; fatiguer; mettre en émoi; pousser; remuer; toucher légèrement; tourner
roeren agiter; attiser; battre; bouger; brouiller; fatiguer; mettre en émoi; pousser; remuer; toucher légèrement; tourner actionner; agiter; déplacer; mixer; mélanger; remuer; transférer; transposer
slopen dépérir; exténuer; fatiguer; épuiser abaisser; abattre; abîmer; anéantir; arracher; bousiller; briser; casser; couper; dissocier; dissoudre; déchirer; décomposer; défaire; démolir; démonter; détruire; dévaster; fracasser; liquider; rabaisser; raser; ravager; rompre; ruiner; s'arracher; s'écrouler; saccager; se décomposer; se délabrer; se désagréger; se rompre; supprimer; séparer; tomber en ruine
uitputten dépérir; exténuer; fatiguer; épuiser affaiblir; atténuer; perdre sa force; s'affaiblir; épuiser
vermoeien dépérir; exténuer; fatiguer; épuiser se fatiguer

Synoniemen voor "fatiguer":


Wiktionary: fatiguer

fatiguer
verb
  1. affaiblir par une trop grande dépense de force.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0289 seconde
Page rendered in 1.0 seconds