Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. faire valoir:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor faire valoir (Frans) in het Nederlands

faire valoir:

faire valoir werkwoord

  1. faire valoir (profiter de qc; tirer profit de; tirer parti de; faire son profit de; exploiter)
    profiteren; voordeel trekken
  2. faire valoir (exploiter; mettre à profit; mettre en exploitation; )
    exploiteren; uitbuiten
    • exploiteren werkwoord (exploiteer, exploiteert, exploiteerde, exploiteerden, geëxploiteerd)
    • uitbuiten werkwoord (buit uit, buitte uit, buitten uit, uitgebuit)

Vertaal Matrix voor faire valoir:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
exploiteren exploitation; succion
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
exploiteren cultiver; employer; exploiter; faire travailler; faire valoir; mettre en exploitation; mettre à profit; se servir de; user de; utiliser
profiteren exploiter; faire son profit de; faire valoir; profiter de qc; tirer parti de; tirer profit de bénéficier
uitbuiten cultiver; employer; exploiter; faire travailler; faire valoir; mettre en exploitation; mettre à profit; se servir de; user de; utiliser dépouiller de; exploiter; pressurer; priver de; tirer profit de
voordeel trekken exploiter; faire son profit de; faire valoir; profiter de qc; tirer parti de; tirer profit de

Wiktionary: faire valoir


Cross Translation:
FromToVia
faire valoir rechtvaardigen vindicate — to justify by providing evidence

Verwante vertalingen van faire valoir