Frans

Uitgebreide vertaling voor faire un discours (Frans) in het Nederlands

faire un discours:

faire un discours werkwoord

  1. faire un discours (avoir de la conversation; parler; communiquer; )
    spreken; praten; in contact staan; een conversatie hebben; communiceren
    • spreken werkwoord
    • praten werkwoord (praat, praatte, praatten, gepraat)
    • in contact staan werkwoord (sta in contact, staat in contact, stond in contact, stonden in contact, in contact gestaan)
    • een conversatie hebben werkwoord (heb een conversatie, hebt een conversatie, heeft een conversatie, had een conversatie, hadden een conversatie, een conversatie gehad)
    • communiceren werkwoord (communiceer, communiceert, communiceerde, communiceerden, gecommuniceerd)
  2. faire un discours (parler; porter un toast)
    speechen
  3. faire un discours (exprimer; raconter; prononcer; )
    uiten; uitdrukken; verwoorden; uiting geven aan; uitdrukking geven aan; vertolken
    • uiten werkwoord (uit, uitte, uitten, geuit)
    • uitdrukken werkwoord (druk uit, drukt uit, drukte uit, drukten uit, uitgedrukt)
    • verwoorden werkwoord (verwoord, verwoordt, verwoordde, verwoordden, verwoord)
    • uiting geven aan werkwoord
    • uitdrukking geven aan werkwoord (geef uitdrukking aan, geeft uitdrukking aan, gaf uitdrukking aan, gaven uitdrukking aan, uitdrukking gegeven aan)
    • vertolken werkwoord (vertolk, vertolkt, vertolkte, vertolkten, vertolkt)

Vertaal Matrix voor faire un discours:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
communiceren avoir de la conversation; bavarder; causer; communiquer; discuter; faire un discours; parler; être en contact avec communiquer
een conversatie hebben avoir de la conversation; bavarder; causer; communiquer; discuter; faire un discours; parler; être en contact avec
in contact staan avoir de la conversation; bavarder; causer; communiquer; discuter; faire un discours; parler; être en contact avec
praten avoir de la conversation; bavarder; causer; communiquer; discuter; faire un discours; parler; être en contact avec avoir de la conversation; bavarder; cancaner; caqueter; causer; clapoter; converser; dire; discuter; jacasser; jaser; papoter; parler; prononcer; raconter; être en conversation
speechen faire un discours; parler; porter un toast
spreken avoir de la conversation; bavarder; causer; communiquer; discuter; faire un discours; parler; être en contact avec avoir de la conversation; bavarder; cancaner; caqueter; causer; clapoter; converser; dire; discuter; jacasser; jaser; papoter; parler; prononcer; raconter; être en conversation
uitdrukken avancer; communiquer; dire; donner tournure à; exprimer; faire un discours; formuler; imiter; interpréter; manifester; parler; proférer; prononcer; raconter; s'exprimer; se manifester; se traduire; traduire exprimer; pincer; presser; éteindre
uitdrukking geven aan avancer; communiquer; dire; donner tournure à; exprimer; faire un discours; formuler; imiter; interpréter; manifester; parler; proférer; prononcer; raconter; s'exprimer; se manifester; se traduire; traduire
uiten avancer; communiquer; dire; donner tournure à; exprimer; faire un discours; formuler; imiter; interpréter; manifester; parler; proférer; prononcer; raconter; s'exprimer; se manifester; se traduire; traduire exprimer; manifester
uiting geven aan avancer; communiquer; dire; donner tournure à; exprimer; faire un discours; formuler; imiter; interpréter; manifester; parler; proférer; prononcer; raconter; s'exprimer; se manifester; se traduire; traduire
vertolken avancer; communiquer; dire; donner tournure à; exprimer; faire un discours; formuler; imiter; interpréter; manifester; parler; proférer; prononcer; raconter; s'exprimer; se manifester; se traduire; traduire exprimer; faire une traduction; imiter; interpréter; personnifier; refléter; rendre; reproduire; représenter; restituer; traduire
verwoorden avancer; communiquer; dire; donner tournure à; exprimer; faire un discours; formuler; imiter; interpréter; manifester; parler; proférer; prononcer; raconter; s'exprimer; se manifester; se traduire; traduire aborder; exprimer; exprimer per des paroles; formuler; mettre quelque chose sur le tapis; évoquer

Verwante vertalingen van faire un discours