Faire de la course in het Nederlands vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

faire de la course:
- rennen; hardlopen; racen; motorracen; hard rennen; pezen; sprinten; hollen; draven; galopperen

Frans

Uitgebreide vertaling voor faire de la course (Frans) in het Nederlands

faire de la course (courir; sprinter; se ruer; se précipiter; filer; galoper)
rennen; hardlopen
- rennen werkwoord (ren, rent, rende, renden, gerend)
- hardlopen werkwoord (loop hard, loopt hard, liep hard, liepen hard, hardgelopen)
faire de la course (faire de la vitesse; courir; foncer)
racen; motorracen
- racen werkwoord (race, racet, racete, raceten, geracet)
- motorracen werkwoord
faire de la course (faire de la course à pied; courir; sprinter; filer; galoper)
hard rennen; pezen; sprinten; hollen; draven
- hard rennen werkwoord
- pezen werkwoord (pees, peest, peesde, peesden, gepeesd)
- sprinten werkwoord (sprint, sprintte, sprintten, gesprint)
- hollen werkwoord (hol, holt, holde, holden, gehold)
- draven werkwoord (draaf, draaft, draafde, draafden, gedraafd)
faire de la course (galoper; courir; filer; sprinter; faire de la course à pied)
galopperen
- galopperen werkwoord (galoppeer, galoppeert, galoppeerde, galoppeerden, gegaloppeerd)

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
draven		galopade; trot
hardlopen		fait de courir; fait de marcher très vite; fait de sprinter; lutte de vitesse à pied
hollen		fait de courir; fait de marcher très vite; fait de sprinter; lutte de vitesse à pied
rennen		fait de courir; fait de marcher très vite; fait de sprinter; lutte de vitesse à pied
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
draven	courir; faire de la course; faire de la course à pied; filer; galoper; sprinter
galopperen	courir; faire de la course; faire de la course à pied; filer; galoper; sprinter
hard rennen	courir; faire de la course; faire de la course à pied; filer; galoper; sprinter
hardlopen	courir; faire de la course; filer; galoper; se précipiter; se ruer; sprinter
hollen	courir; faire de la course; faire de la course à pied; filer; galoper; sprinter	brûler le pavé; courir; droper; filer; galoper
motorracen	courir; faire de la course; faire de la vitesse; foncer
pezen	courir; faire de la course; faire de la course à pied; filer; galoper; sprinter	peiner; se tuer à la tâche; surmener; travailler dur; trimer
racen	courir; faire de la course; faire de la vitesse; foncer	brûler le pavé; courir; droper; filer; galoper
rennen	courir; faire de la course; filer; galoper; se précipiter; se ruer; sprinter	brûler le pavé; courir; droper; filer; galoper
sprinten	courir; faire de la course; faire de la course à pied; filer; galoper; sprinter