Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. facture:
  2. facturer:
  3. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor facture (Frans) in het Nederlands

facture:

facture [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la facture (addition; note de frais; note; déclaration; mémoire des frais)
    de factuur; de rekening; de nota
    – papier waar op staat wat je hebt ontvangen en wat je moet betalen 1
    • factuur [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
      • deze factuur heb ik al betaald1
    • rekening [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
      • we moeten de rekening van de verbouwing nog krijgen1
    • nota [de ~] zelfstandig naamwoord
      • we hebben de nota van de schoolboeken ontvangen1
  2. la facture (reçu; quittance; ticket de caisse)
    de kassabon
    • kassabon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. la facture (facturation; compte)
    in rekening brengen
  4. la facture (quittance; reçu)
    de kwitantie
  5. la facture (note; notation; annotation; )
    de notitie; de aantekening

Vertaal Matrix voor facture:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aantekening addition; annotation; citation; déclaration; facture; mention; mention honorable; mémoire des frais; notation; note; note de frais annotation; billet; bout de papier; brouillon; coupure; gribouillis; griffonnage; mot; notation; note; petit billet; petit mot; égratignure
factuur addition; déclaration; facture; mémoire des frais; note; note de frais
in rekening brengen compte; facturation; facture
kassabon facture; quittance; reçu; ticket de caisse
kwitantie facture; quittance; reçu
nota addition; déclaration; facture; mémoire des frais; note; note de frais
notitie addition; annotation; citation; déclaration; facture; mention; mention honorable; mémoire des frais; notation; note; note de frais Note professionnelle; annotation; brouillon; griffonnage; notation; note; petit mot
rekening addition; déclaration; facture; mémoire des frais; note; note de frais compte; compte courant; compte en banque
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in rekening brengen compter; facturer

Synoniemen voor "facture":


Wiktionary: facture

facture
noun
  1. Pièce comptable
facture
noun
  1. een document met een beschrijving van goederen die een bedrijf (aan een ander bedrijf) geleverd heeft

Cross Translation:
FromToVia
facture factuur; rekening invoice — bill
facture rekening; nota RechnungHandel: schriftliche Kostenforderung für erhaltene Waren oder Dienstleistungen

facture vorm van facturer:

facturer werkwoord (facture, factures, facturons, facturez, )

  1. facturer (compter)
    in rekening brengen; factureren
    • in rekening brengen werkwoord (breng in rekening, brengt in rekening, bracht in rekening, brachten in rekening, in rekening gebracht)
    • factureren werkwoord (factureer, factureert, factureerde, factureerden, gefactureerd)

Conjugations for facturer:

Présent
  1. facture
  2. factures
  3. facture
  4. facturons
  5. facturez
  6. facturent
imparfait
  1. facturais
  2. facturais
  3. facturait
  4. facturions
  5. facturiez
  6. facturaient
passé simple
  1. facturai
  2. facturas
  3. factura
  4. facturâmes
  5. facturâtes
  6. facturèrent
futur simple
  1. facturerai
  2. factureras
  3. facturera
  4. facturerons
  5. facturerez
  6. factureront
subjonctif présent
  1. que je facture
  2. que tu factures
  3. qu'il facture
  4. que nous facturions
  5. que vous facturiez
  6. qu'ils facturent
conditionnel présent
  1. facturerais
  2. facturerais
  3. facturerait
  4. facturerions
  5. factureriez
  6. factureraient
passé composé
  1. ai facturé
  2. as facturé
  3. a facturé
  4. avons facturé
  5. avez facturé
  6. ont facturé
divers
  1. facture!
  2. facturez!
  3. facturons!
  4. facturé
  5. facturant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor facturer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
in rekening brengen compte; facturation; facture
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
factureren compter; facturer
in rekening brengen compter; facturer

Synoniemen voor "facturer":


Wiktionary: facturer

facturer
verb
  1. émettre une facture
facturer
verb
  1. (overgankelijk) een factuur opmaken van, op een factuur vermelden

Cross Translation:
FromToVia
facturer in rekening brengen; factureren invoice — to bill
facturer factureren; in rekening brengen fakturierenWirtschaft, Rechnungswesen: gelieferte Waren oder geleistete Dienste in Rechnung stellen; Waren berechnen

Verwante vertalingen van facture