Entrepreneur in het Nederlands vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

entrepreneur:
- ondernemer; zelfstandig ondernemer; handelsman; aannemer; verbouwer; bouwondernemer; bouwer; handelaar; koopman
Wiktionary:
- entrepreneur → ondernemer
- entrepreneur → aannemer, ondernemer

Frans

Uitgebreide vertaling voor entrepreneur (Frans) in het Nederlands

l'entrepreneur (chef d'entreprise indépendant; marchand; commerçant; négociant; homme d'affaires)
de ondernemer; zelfstandig ondernemer; de handelsman
- ondernemer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- zelfstandig ondernemer [znw.] zelfstandig naamwoord
- handelsman [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
l'entrepreneur (entrepreneur de bâtiments)
de aannemer; de verbouwer
- aannemer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- verbouwer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
l'entrepreneur (constructeur; entrepreneur de construction; entrepreneur de bâtiments)
de aannemer; de bouwondernemer; de bouwer
- aannemer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- bouwondernemer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- bouwer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
l'entrepreneur (commerçant; marchand; vendeur; vendeuse; colporteur; négociant; chef d'entreprise)
de handelaar; de koopman; de handelsman
- handelaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- koopman [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- handelsman [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
l'entrepreneur
de ondernemer
- ondernemer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aannemer	constructeur; entrepreneur; entrepreneur de bâtiments; entrepreneur de construction	fournisseur
bouwer	constructeur; entrepreneur; entrepreneur de bâtiments; entrepreneur de construction	constructeur; faiseur; ouvrier du bâtiment
bouwondernemer	constructeur; entrepreneur; entrepreneur de bâtiments; entrepreneur de construction
handelaar	chef d'entreprise; colporteur; commerçant; entrepreneur; marchand; négociant; vendeur; vendeuse	négociant
handelsman	chef d'entreprise; chef d'entreprise indépendant; colporteur; commerçant; entrepreneur; homme d'affaires; marchand; négociant; vendeur; vendeuse
koopman	chef d'entreprise; colporteur; commerçant; entrepreneur; marchand; négociant; vendeur; vendeuse
ondernemer	chef d'entreprise indépendant; commerçant; entrepreneur; homme d'affaires; marchand; négociant
verbouwer	entrepreneur; entrepreneur de bâtiments
zelfstandig ondernemer	chef d'entreprise indépendant; commerçant; entrepreneur; homme d'affaires; marchand; négociant

entrepreneur

noun

entrepreneur

noun

bedrijfskunde|nld iemand die een bedrijf voor eigen rekening start of runt
- ondernemer → entrepreneur

Cross Translation:

From	To	Via
• entrepreneur	→ aannemer	↔ contractor — A person who executes the building or improving of buildings
• entrepreneur	→ ondernemer	↔ entrepreneur — person who organizes and operates a business and assumes the associated risk